Een hele
hoop...
mmm
De heer Hagenauw is directeur van de
Rabobank in Zweelo, maar het stempelt
hem allerminst tot een man met zitvlees.
In de weekends trekt hij er veelvuldig
voor dag en dauw op uit om de natuur te
verkennen in de wijde omtrek van zijn
woonplaats. Zweelo, 1313 vrouwelijke
inwoners tellend en precies zoveel man
nen, leest regelmatig en met smaak over
wat hun natuurvorser nu weer heeft ont
dekt in Oes eig'n kraantien, een uitgave
die wekelijks op woensdag huis-aan-
huis wordt verspreid. Veelvuldig brengt
dan de Rabobankdirecteur verslag uit
van wat hem op zijn dwaaltochten heeft
geboeid. Er is stof genoeg om over te
schrijven, meent de heer Hagenauw die
totdat er de klad in kwam ook ieder
voorjaar in alle vroegte en vol overgave
de natuur introk op zoek naar kievitseie
ren. Een tip van een paar bosarbeiders
die werkten voor Staatsbosbeheer, zette
hem onlangs op het spoor van het hierbij
gefotografeerde natuurverschijnsel', een
mierenhoop met een hoogte van ander
halve meter en een omtrek van ruim vier
meter. Tijdens rooiwerkzaamheden op
een vrijwel ontoegankelijk en ondoor
dringbaar perceel bos stootten de hout
hakkers op de uit de kluiten gewassen
mierenbehuizing. De overwinterings
plaats voor miljoenen bosmieren blijkt
reeds enige jaren in gebruik en steeds
opnieuw zorgen de vlijtige bosbewoners
- hier sprokkels geheten - ervoor dat de
bult weer wordt opgehoogd met denne-
naalden en ander bruikbaar materiaal
dat voortdurend uit alle windstreken
wordt aangedragen.
Nog maar nauwelijks was het nieuwtje
over de zeldzame vondst wereldkundig
gemaakt, of talrijke nieuwsgierigen kwa
men een kijkje nemen. De toeloop naar
het Zweeloose stukje natuur werd ten
24 slotte zo groot dat Staatsbosbeheer zich
genoodzaakt zag de mierenhoop te ca
moufleren en te beveiligen door het
plaatsen van een prikkeldraadomheining
en de aanplant van struikgewas. Een
bordje niet aanraken s.v.p.'baatte niet.
Dat een onderwerp in een sociaal jaar
overzicht te berde wordt gebracht hoeft
nog niet te betekenen dat het daarmee
ook om een sociale verworvenheid van
het personeel gaat. Sommige - of mis
schien wel vele - onderwerpen zouden
op andere plaatsen of in nota's met veel
minder aansprekelijke titels aan de orde
kunnen komen. Je zou geneigd zijn te
denken, dat het op die plaats gezet is
omdat het dan minder hard aankomt.
(Laten we zeggen, onder de sociale pa
raplu is het goed toeven.) Dat neemt
echter niet weg dat de uitspraak of het
geschrevene van minder betekenis zou
zijn of met een korreltje zout genomen
kan worden.
Een duidelijk voorbeeld van bovenstaan
de gedachte vond ik terug in doelstelling
nr. 1 van het sociaal jaaroverzicht voor
de plaatselijke banken. Onder het hoofd
'Werkgelegenheid' worden nu ook de
werknemers in het bankbedrijf opgeza
deld met het spook van de werkgelegen
heid, een spook dat we in het bankbe
drijf helemaal nog niet kennen. Op mij
werkten die opmerkingen over de werk
gelegenheid precies als vroegere dreige
menten thuis als mijn rapport niet in
overeenstemming was met de verwach
tingen. (Nog steeds ga ik er overigens
vanuit dat die verwachtingen veel te
hoog en te wild waren, maar dit terzij
de!)
Dit alles dus in de geest van denk erom,
meer presteren want anders en dan
komt het spook.
Waarmee ik maar wil zeggen, dat het
sociaal jaaroverzicht, bewust of niet be
wust, toch een duidelijke waarschuwing
inhoudt en de plaatselijke banken wil
aanzetten tot nog grotere prestaties.
Aangezien ik mij ervan bewust ben, dat
ik met mijn ontboezemingen met grove
voeten door de porseleinkast aan het
banjeren ben en ik wellicht groot on
recht doe aan diegenen die met inzet
van al hun kennis en krachten proberen
het iedereen zoveel mogelijk naar de zin
te maken, haast ik mij te verklaren, dat ik
best weet dat de bomen niet tot in de
hemel groeien. Op zich is bezorgdheid
over de werkgelegenheid in het bankbe
drijf zeer te prijzen. En het zal ook best
waar zijn, dat problemen onvermijdelijk
zijn wanneer de personeelsgroei blijft
zoals de afgelopen jaren.
Bovendien kunnen we best eerlijk zijn,
door te erkennen dat we zullen moeten
presteren om de concurrentie voor te
blijven of in te halen. Het zal namelijk ie
der wel duidelijk zijn dat er verdiend
moet worden; pas daarna kan worden
uitgegeven.
Aangezien de lezer nu weet dat ik heel
wat genuanceerder kan denken, dan hij
op grond van mijn scherpe stellingname
in het begin van mijn stukje zou ver
wachten, durf ik ook met een tweede
bezwaar voor het voetlicht te treden.
Dat tweede bezwaar richt zich op de
mededeling dat een groei van het perso
neelsbestand alleen aanvaardbaar is, in
dien duidelijk aanwijsbare meerop
brengsten daartegenover staan.
Ik heb daar moeite mee, zeker nu ik dit
schrijf terwijl de 'vakantiekoorts' nog
volop heerst.
Laten we eens uitgaan van een bijkan
toor met een viermansbezetting. In de
zomerperiode zullen de medewerkers
van dat kantoor zeer waarschijnlijk twee
of drie weken vakantie op willen nemen.
Dat betekent in de periode tussen laten
we zeggen half mei en half september
een onderbezetting van 25 gedurende
8 tot 12 weken. Ik laat hierbij gemaks
halve maar buiten beschouwing of er
steeds vervanging mogelijk is en over
het opnemen van een lunchpauze indien
het kantoor tussen de middag open is,
wil ik maar helemaal niet praten. Juist in
die periode mag echter de grootste
drukte verwacht worden en zal heel wat
van ons dienstenpakket aan de man of
vrouw gebracht moeten worden.
Maar hoe moet je die diensten nu goed
aan de man brengen als je met een on
derbezetting werkt? Komt het er in de
praktijk dan niet dikwijls op neer dat het
streven er slechts op gericht is om alle
cliënten in de beschikbare tijd weg te
helpen en te voorkomen dat cliënten,
het lange wachten beu, boos het kan
toor verlaten? Hebben we in die situa
ties alle cliënten wel alle goede raad ge
geven waar we blijkens onze adverten
ties in overvloed over beschikken?
Als men mij nu vraagt of ik door het aan
nemen van meer personeel (bijvoorbeeld
ten behoeve van het formeren van een
vervangingseenheid) een duidelijke
meeropbrengst kan aantonen, dan moet
ik uiteraard bekennen dat ik dat niet
weet. Maar moet je de mogelijkheden
daarom ook maar uitsluiten?
Voordat een snuggere geest mij nu de
oplossing voor dit probleem aan de hand
gaat doen, even dit: Nee, ik vind het
geen goede gedachte om baliepersoneel
te verbieden in de zomerperiode vakan
tie op te nemen of hen genoegen te la
ten nemen met slechts twee weken va
kantie gedurende die periode. Want bui
ten de problemen in de zomerperiode is
het ook al niet gewenst vakantie op te
nemen gedurende de maanden decem
ber en januari en dan blijven er verder
niet zoveel aantrekkelijke periodes over
om die vakantiegeneugten te ervaren die
datzelfde personeel met zijn reizenpak-
ket aan de man tracht te brengen.
Hans Koet, vice-voorzitter VPR
Vereniging Personeel van Rabobanken
Postbus 336 Veenendaal