H
het onderhoud. Het eigenlijke kasteel is
ondergebracht in een familiestichting
om te voorkomen dat we bij mijn dood
alweer met opvolgingsproblemen zitten.'
De museumconservator-kasteel'be-
heerder' attendeert op het feit dat Rens-
woude een kasteel met twee gezichten
kreeg: om architectonische redenen
moesten aan de voorzijde de Empire-
vensters vervangen worden door ou
dere kruisramen, maar in de witgepleis
terde achtergevel konden de aanwezige
ramen gehandhaafd blijven. Het is ge
heel overeenkomstig de landschapsstijl
uit het begin van de vorige eeuw zoals
die ook in dit deel van het kasteelpark
bestaat. In een notedop schetst baron
Hans een paar van de problemen waar
mee hij te kampen kreeg: 'Het was kei
hard volhouden. Elke vertraging, elk op
onthoud betekende weer nieuwe prijs
verhogingen doorberekenen. Voor je
hebt wat je bereiken wilt, raak je dikwijls
gedeprimeerd. Ik heb meer dan 100
bouwvergaderingen bijgewoond. Je
stond om 7 uur 's morgens op de bouw,
en vervolgens haastig naar je eigenlijke
werk. Zoiets is haast niet op te brengen,
maar wie kan het zich tegenwoordig
permitteren om niet te werken? Niette
min, die restauratie heeft in Renswoude
wel wat losgemaakt. Men kreeg ook
mogelijkheden geld vrij te maken om an
dere dingen aan de gang te brengen.'
Het gesprek gaat aansluitend over het
kasteel als middelpunt en zijn betekenis
voor het dorp. Daarbij draait het om de
gehoorde uitspraak 'het kasteel verloor
wel zijn macht maar niet zijn waardig
heid'. Baron Hans: 'Ik weet niet of vroe
ger de mensen zich echt bij het kasteel
betrokken voélden. Ze waren er eenvou
digweg bij betrokken, zolang men name
lijk financieel afhankelijk was. Die relatie
was opgelegd, de enige mogelijkheid die
zich voordeed. Nu zijn de relaties vrijblij
vend, vrijwillig.' Maar dat er nog wel het
een en ander draait rond het kasteel zal
hij niet ontkennen: de jaarlijkse intocht
van Sinterklaas speelt zich af op het kas
teel: de baron wordt gevraagd om een
visprijs beschikbaar te stellen voor de
jeugd: hij fungeert als beschermheer van
de harmonie. Baron Hans: 'Het hoort bij
je taak, vind ik.' De hechte band van
vroeger verklaart hij deels ook uit het feit
dat 'het kasteel bestond uit levende
mensen; het was geen instantie. Gene
raties groeiden met elkaar op, men wist
alles van elkaar. Dat geeft meer band
dan willekeurig samenleven'.
Tien leden van de familie bezitten tot op
de dag van vandaag in de omgeving nog
aanzienlijke landerijen. Jan Joost Carel
baron Taets van Amerongen maakt er
een kanttekening bij: 'Als je waterschap-,
grond- en andere belastingen betaald
hebt, dan hou je amper wat over. Je kunt
zoiets alleen maar aanhouden wanneer
je er niet van behoeft te leven. Uit land-
1 Q schappelijk oogpunt trachten wij alles
I zoveel mogelijk bijeen te houden.' Hij
doelt op de aanwezigheid van brede
wallen akkermaalshout als afscheiding
van weidegronden of ter afwisseling van
het landschap. Ze verlenen de omgeving
van Renswoude charme: het overwe
gend vlakke land krijgt er een intimiteit
door, waarin het dorp zich lijkt schuil te
houden. Iedere boer die streeft naar ren
dementsverhoging zal resoluut de eike-
wallen rooien. Pachters van kasteelboer
derijen krijgen daartoe geen kans. Nog
bestaande wallen blijven gespaard: het
houdt verband ook met het streven naar
een royale wildstand. Baron Hans: 'Die
filosofie huldigden wij allang voordat de
natuurbeschermers kwamen opdagen
met hun acties om het ruimen van wal
len tegen te gaan. Ze kunnen dat natuur
lijk mooi zeggen, maar ze vergeten er
wel bij te vertellen wie de daaruit voort
vloeiende kosten dan wel voor zijn reke
ning neemt.' Dat gemakkelijke gepraat
stoort hem wel enigszins aangezien hij
net als de familieleden uit eigen ervaring
weet dat het een kostbare en onvermij
delijke zaak is iedere wal te verzorgen en
een keer per zeven jaar te kappen. De
positieve effecten merkt men dan overi
gens wel weer tijdens de jacht. Het ge
bied dat ruwweg door de familie en haar
gastjagers wordt bijgehouden telt dui
zend bunder. Als hij wordt geconfron-
neergelegd. Die lui hebben het enkel ge
munt op de bijna voldragen kalfjes. Ze
brengen bij de preparateur veel geld op.'
Als alle mensen nog op een oor liggen
trekt Van der Kaa het liefste de natuur
in. 'Dan is alles op zijn mooist. Ik weet
ook precies welke boeren vroeg uit de
veren komen Ach kijk. Dat zit zo. Ik
ben niet alleen voor het wild. Wat de
boeren bouwen, het is evenzeer mijn
liefhebberij. Die hele kluwen bijeen, dat
past me. Als het moest kon ik de arbei
ders alle werkzaamheden voordoen.' Een
aangeboren gevoel voor tact komt hem
ook van pas bij zijn optreden tegen de
vernielzucht en de baldadigheid van jon
geren. 'Nee, er heeft nog nooit iemand
naar me gewezen, ook van de stropers
niet.' Dan zijn er de particulieren die hij
helpt bij het voorkomen van wildschade.
Weer een ander facet van zijn werk is
het opruimen van vossen of ander scha
delijk wild en het inventariseren van de
wildstand. Heel het jachtgebied kent hij
vanzelfsprekend op z'n duimpje. Hij weet
bijvoorbeeld dat slechte boerderijen
vaak de beste zijn voor een jager. Waar
teerd met de stelling dat de mensen die
het gebied bejagen minder nog dan
vroeger naar een zo groot mogelijk ta
bleau streven, dan is jachtopziener Kees
van der Kaa bij uitstek de man die dat
kan beamen. 'Je moet ook nooit teveel
weghalen,' is zijn stellige overtuiging,
opgebouwd via een jarenlange ervaring.
Hij kent het genot van de jacht persoon
lijk zeer wel. 'Dat genot blijft gelijk, of je
nou vijftien beesten hebt of honderd.
Maar er zijn jagerslui die per se groot
willen doen.' Met zijn 76 jaar heeft Van
der Kaa al meer dan 50 jaar 'gediend' op
het kasteel. Dat halve eeuwfeest is on
langs met een geweldige huldiging ge
vierd. De vroegere benaming wildschut
vindt hij zelf een betere aanduiding voor
de aard van zijn werkzaamheden dan de
naam jachtopziener. Hoewel het hem
nacht en dag bezighoudt, bekoort zijn
werk hem altijd nog buitengewoon. Van
der Kaa: 'Je hoort steeds paraat te zijn,
anders deug je niet voor dit vak.' Hij ver
telt van zijn veelvuldige en gevarieerde
belevenissen met stropers. 'Vroeger
stroopte men om de sport of uit armoe.
Dat is verleden tijd door de sociale voor
zieningen. Nu gaat het keihard om geld.
Er doen zich ergerlijke dingen voor.
Drachtige reegeiten worden lafhartig
veel onkruid groeit, voelt het wild zich
thuis. In de wintermaanden is er de zorg
voor het bevoorraden van de voeder
plaatsen. Dan weer moeten er fazanten
gefokt worden. Het bezorgt hem geen
hartzeer te weten dat de dieren voorbe
stemd zijn om middels een schot hagel
te sterven. 'Dieren maken toch ook jacht
op elkaar.' Zijn oprechte kijkers staan vol
onbegrip als hij verhaalt van de jongelui
die incidenteel jachtpartijen verstoren
met hun 'moordenaars'-geschreeuw.
Kees van der Kaa heeft de stellige over
tuiging dat hij met zijn vakkennis wezen
lijk bijdraagt aan de instandhouding van
de natuur. Vol trots maakt hij melding
van de jachthond, een Labrador, die
prins Bernhard hem eens cadeau heeft
gedaan. Aan het enthousiasme waar
mee hij vertelt over het domein dat zijn
werkterrein is, merkt men hoezeer de
opmerking dat hij 'zo oud wil worden als
maar enigszins kan' gemeend is. En over
zijn bedrijfstrouw aan het kasteel: bij
werken in de fabriek heb je geen per
soonlijk belang. Daar gaat het puur om
de centen. Op het kasteel hielp ik 'als
brak' al zomaar wat mee in de tuin. Je
werd niet als knechtje behandeld ook.
Nu niet en nooit. Daar zal het mee te
maken hebben.'