I
22
-
richtingen de bevolking voorlopig nog
wel zal heugen. Hoewel zelf meestal niet
eens de dupe van sluitingen, valt er ver
bittering te proeven in gesprekken met
Oldenzalers op leeftijd. Het geklepper
van de weefgetouwen blijft hangen in
hun geheugen, net als het klip-klap van
de klompen op het plaveisel wanneer de
eerste arbeiders zich in het holst van de
nacht naar de fabriek begaven. Het
voortdurende gerammel en het kabaal in
de bedrijfsruimten leidde tot het ont
staan van een levendige gebarentaal. De
echte grootmeesters vertellen woorde
loos complete verhalen. In een voortdu
rend herhaald 'kloar met soeker, kloar
met soeker' ving de man achter de ge
touwen niet alleen exact de klank waar
mee monotoon de weefspoelen heen en
weer schichtten, maar tegelijk ver
woordde men zo het verlangen naar een
borreltje met suiker. Werd er overvloe
dig gedronken? 'Nou en of,' meent een
man als de 72-jarige Hendrik ('Hennik')
Kristen. Hij kent ook wel de verhalen
over schenkerijen waar de jeneverglaas
jes al gevuld op de toog stonden voor
arbeiders die onderweg waren naar hun
dagelijks werk. 'Je had café Kempers;
daar kwamen de meesten. Alleen de bo
men staan er nog. Verdiende iemand 15
gulden dan had hij wel voor zo'n 12 gul
den dorst. De woensdag was altijd be
taaldag. Daar kwam de ellende van het
boetestelsel bij. Een kwartje was niets
wanneer je machines niet zo helder
blonken als een spiegeltje of wanneer je
wat te laat aan kwam zetten. Vooral la
ter werd het scherper dan scherp. Nee,
het gaan en staan van een arbeider was
geen pretje. Maar zo waren de bazen, zo
was de textiel. Een treurig spul.' Kristen
heet eigenlijk Kristens, maar dat blijkt
uitsluitend uit de officiële documenten.
Die ene letter verschil verdonkeremaant
hij stelselmatig. In zijn correspondentie,
op het naamplaatje van de brievenbus,
overal. Zodat Oldenzaal hem uitsluitend
kent als Kristen, de man die al vanaf
1948 zorgt voor de orde in Gods huis. In
zijn zwarte pak, compleet met witte
handschoenen, een deftige steek, en
voor bijzondere gelegenheden nog met
een hellebaard uitgerust ook, paradeert
hij tijdens de diensten door het kerkge
bouw. Streng en onverbiddelijk in zijn
optreden, zoals het een echte Suisse be
taamt. Met Hulst en Laren naar het
schijnt is Oldenzaal een van de weinige
plaatsen in Nederland waar de kerkpoli-
tie nog wist stand te houden, als een
symbolische voortzetting van de Zwit
serse garde die eens voor de pauselijke
staat op de bres stond. Kristen laat niet
met zich spotten, van gesmiespel in de
kerk is hij niet gediend. Mensen die hem
meegemaakt hebben, menen dat hij het
ook wel zonder hellebaard zou kunnen
stellen. 'Je kunt het wel alleen af met die
barse ogen van jou' is hem weieens te
verstaan gegeven. Kristen zal niet ont
kennen dat zijn werk er met de jaren ge
makkelijker op werd. 'Vroeger kon je
zondags wel over de hoofden lopen in de
kerk, tegenwoordig kun je er soms wel
klootschieten zonder een mens te raken.
Maar eerbied hoort er te wezen in Gods
huis. Er zijn wel eens boze vaders bij me
geweest. 'Je moet me die jong niet uit
de kerk sturen,' klagen ze dan. Maar ik
blijf erbij: in de kerk wordt niet gepraat.
Dat kunnen ze op straat wel. En als die
jonge snuiters zitten te slapen of leunen
tegen de wijwaterbak, dan zeg ik er ook
wat van. Wie me dan een rotzak vindt, is
het zelf schuld.' Om wat extra geeste
lijke kracht te verzamelen voor zijn werk
trekt Hendrik Kristen(s) trouw ter bede
vaart naar het Duitse Kevelaer. Vijftig
keer volbracht hij inmiddels de tocht
naar het genadeoord van Maria. Tot 18
keer toe legde hij de afstand van
240 kilometer fietsend af.
Met hem bleef een typisch katholieke
traditie overeind, zoals ze merkwaardig
genoeg ook nog wel in het plaatselijke
bankwezen zijn verweven. Een bezoek
aan de plaatselijke Rabobank te Olden
zaal leert dat de grenzen van het werk
gebied ver over de gemeentegrenzen
heen reiken. Vanouds vallen ze samen
met bepaalde parochiegrenzen die de
gemeentelijke scheidslijnen volop door
kruisten. Het had tot gevolg dat de Ra
bobank niet alleen diep kon penetreren
in de gemeente Weerselo maar dat ook
een deel van de gemeente Enschede en
Losser deel uitmaakt van het Oldenzaal-
se werkgebied. Omgekeerd geeft in het
hartje van Oldenzaal ook de bank Losser
blijk van haar bestaan via een bijkantoor.
Voor het publiek leidt het soms tot on
duidelijkheid, om nog maar niet te spre
ken van verwarring die voort kan vloeien
uit het bestaan van uiteenlopende con
dities. Het grillig samengestelde werk
gebied bracht tegelijk met zich mee dat
de bank kon blijven werken onder het
agrarische bevolkingsdeel dat van oor
sprong behoorde tot het wezen van onze
organisatie. 'We hebben,' geeft directeur
Bonekamp te kennen, 'veel te danken
aan die oude grenzen. Twintig procent
van onze klantenkring is agrarisch. Zon
der hen zouden we een puur algemene
bank zijn en dat zou ik toch wel een ver
schraling vinden, een ontbladering van
de boom.'
Vanaf het moment dat veehouders hun
geld van de zuivelfabriek niet langer
meer in een zakje aan de melkbus thuis
kregen, groeide de bemoeienis met de
boerenbevolking. Daarnaast begaf de
bank zich volop in de particuliere sector.
De kantoorinrichting lijkt erop berekend:
mensen efficiënt opvangen, zorgen dat
ze zich prettig voelen en snel de weg
weten. Van de ruim 40 personeelsleden
blijkt een belangrijk deel afkomstig uit
de omliggende plaatsen. Verklaart het
iets over de aantrekkingskracht van de
stad? Wie zal het zeggen. Oldenzaal
staat bekend als een goedlachse enclave
in een land dat de naam heeft aan de
stugge kant te zijn. Men viert er jaarlijks
tweemaal kermis. Daarbij komt nog het
bestaan van carnavalstraditie waar zelfs
Brabant of Limburg niet schamper over
kunnen doen. Oldenzaal gaat door voorde
belangrijkste carnavalsstad van het oos
ten. Ook dat is waar. Dertien carnavals
verenigingen brengen vaart in de viering,
zodat Oldenzaal dan met gemak
100 000 mensen trekt. Een wandbord in
een van de plaatselijke etablissementen
voegt daar nog deze stelling aan toe:
'Als een kalf niet zuipen wil, moet je er
mee naar Oldenzaal'. Hoe groot zou daar
het waarheidsgehalte van zijn?