In de loop der jaren heeft Marianne Lan- genberg al zingend op de meest uiteen lopende plaatsen van zich doen horen. Ze trad op in concertzalen, in kerken, maar net zo goed in eenvoudige platte landsgelegenheden waar de plaatselijke zangvereniging haar jaarlijkse concert uitvoering ten beste gaf. De ene keer zelfde jurk droeg als het jaar daarvoor. Hoewel het mij nog altijd in hoofdzaak om het zingen gaat, let je nu ook wat op andere dingen. Je ziet mannen sjouwen met je afgeleefde koffertje en dan denk je: er moet toch eens een knappere kof fer komen. Mijn garderobe voor concer- zelschap zich naar optredens in alle de len van het land verplaatst. 'Je vergroeit met die mensen. Wanneer je op eigen houtje reist, sta je als soliste veel geïso leerder. Ze vinden het prachtig als je hen vergezelt. Urkers zijn werkelijk een bij zonder lief volk. Goudeerlijk. Een te grote bescheidenheid is hun enige karakter- was er een entourage om stil van te worden, dan weer stond ze als soliste wegens plaatsgebrek maar op een biljart in plaats van op het podium. Ze heeft al zingend gestaan tussen de fruitmanden en de flessen drank die golden als inzet van een onmiddellijk na haar optreden te houden verloting. Eenmaal zelfs gaf ze haar solo's ten beste vanaf een tweetal bierkratten waarover liefdevol een thee doek lag gespreid. Maar Marianne Lan- genberg, een sjieke bontstola rond de schouders, zong er niet minder enthousi ast om. Het gemis aan ster-allures ziet ze persoonlijk als een voorname verkla ring voor het feit dat er zo frequent een beroep op haar wordt gedaan. Terwijl menige zangeres met conservatorium opleiding amper werk krijgt. 'Beroeps,' zegt ze, 'vragen dikwijls ook bedragen die niet meer op te brengen zijn. Ik ben en blijf een amateur natuurlijk. Zo stel ik me ook op, maar je merkt toch in vele opzichten dat men je vergelijkt met con servatoriummensen. Dat is weieens rot in dit vak.' Ter illustratie vertelt ze het verhaal over haar garderobe. 'Voorbij is de tijd dat je in een stijlvol jurkje van C A op pad kon gaan. Dat werd ik me pijnlijk bewust toen eens voor een optreden tussen de coulissen geconstateerd werd dat ik de- ten omvat nu negentien jurken in totaal. Er zijn er bij van meer dan 600 gulden, creaties waarvan maar een enkel exem plaar bestaat.' Die stijlvolle kleding draagt bij tot het ontstaan van een con certsfeer waarin de Heerenveense mezzosopraan goed loskomt. 'Wanneer mensen al beginnen te klappen zodra je opkomt, is dat ook een geweldige stimu lans,' stelt ze vast. En vervolgens: 'Je voelt je net een postduif voor het begin van een wedstrijdvlucht. Zodra die deur van dat hokkie opengaat, komt ze los. Precies zo ervaar ik het. Of het nu gaat om Vivaldi's Gloria, een Panis Angeli- cus, het Largo van Handel, zwaar werk van Schubert of om negro-spirituals, een King all glorious en gegarandeerde klap pers als het lied Yerushalem - jouw naam staat op de aanplakbiljetten en je moet het waarmaken, telkens weer.' Laat niemand iets kwaads over Urk zeggen Een bijzondere genegenheid koestert Marianne Langenberg voor de mannen van het Urker mannenkoor Halleluja, waarmee ze nu alweer ruim drie jaar op trekt. Doorgaans is ze van de partij in een van de autobussen waarmee het ge- fout. Ik voel me min of meer hun mas cotte. Er is wel geprobeerd me in Urker pak te laten aantreden, compleet met strengen kralen en zo'n heel zwikkie rok ken. Dat ging me te ver. Ik stikte bijkans. Maar zorgzaam dat ze zijn. Ze vliegen voor je. Je merkt wel, ik ben gek met Urk. Laat niemand een kwaad woord van de Urkers zeggen. Ze hebben hun principes en je kent hun gewoontes, dat wel. Mijn kleding is aangepast. De favo riete Urk-jurk is zwart. Zo'n cyclaam rode robe met lage hals zal dus zeker thuis blijven wanneer er een uitvoering met de Urker zangers gegeven wordt. Na een concert op zaterdag willen ze per se ook voor twaalven weer thuis zijn. Dat is re gel, met alle gejakker van dien. Het wordt nog eens jullie dood, heb ik ze al voorgehouden. Het helpt niets. En toch, je voelt je een met hen. De hartelijkheid, hartverwarmend. Alles en iedereen loopt ook zo bij elkaar binnen. Wanneer je we gens tijdgebrek vriendelijk de uitnodi ging 'gojje met om een köppie' van de hand wijst, vragen ze zich al af wat ze mogelijk hebben misdaan. Zijn de heren eenmaal op praat in zo'n bus, berg je dan maar. Als ik ze mocht geloven had den ze laatst al een huis en werk voor me gevonden op Urk. En voor een man zouden ze ook wel zorgen.'

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1978 | | pagina 23