Marianne Langenberg
praat over de
stilte na het applaus
Tussen balken
'Het ene ogenblik ik noem maar wat
sta je nog stralend in een zee van schijn-
werperlicht. Dan is er het applaus, de
bloemenhulde, het enthousiasme van de
toehoorders. Maar daarna valt het doek.
Telkens weer. Wat overblijft is stilte en
nachtelijke duisternis waarin de auto
gonzend huistoe keert. Priemende kop
lampen wijzen je de weg. Dat is steeds
weer een hele overgang, zeg dat wel.
Vanuit zo'n kerk of zaal vol sfeer en
mensen terug naar huis. In je eentje.'
Op een knusse vrijgezellenetage vol
snuisterijen verschikt een jonge vrouw
I O zorgzaam wat aan het boeketje rozen.
Bloemen op tafel, voor het raam. Ze kan
er niet buiten, heeft ze gezegd. De ogen
krijgen even een wat doffe glans. Ze sta
ren nadenkend, melancholiek. Intussen
duurt de stilte. Dan knijpt de charmante
gastvrouw haar ogen tot ondeugende
spleetjes. Een onbedwingbare schater
lach kaatst tegen de muren. 'Als ik voor
de keus sta, heb ik als soliste vaak liever
met een mannenkoor te doen dan met
een dameszangvereniging. Je hoeft daar
als ongetrouwde meid bij wijze van
spreken maar een keer te knipogen naar
de dirigent en het hele stel is jaloers. Je
bent indringster, rivale. Een hemelsbreed
verschil met zo'n club van zingende
mannen.'
De vrouw die het zegt houdt samen met
een collegaatje overdag het kantoor He
renwal van de plaatselijke Rabobank te
Heerenveen draaiend. Tien jaar reeds
duurt haar betrokkenheid bij het bankbe
drijf. In de avonduren (maar door een
soepele houding op kantoor ook wei-
eens eerder, geeft ze ruiterlijk toe) wijdt
ze zich vol overgave aan haar tweede
beroep, dat van concertzangeres. Het
voert haar naar grote delen van het land.
Aanplakbiljetten blokletteren de naam:
Marianne Langenberg. Zevenentwintig jac
J jong is ze, klein van stuk. Haar voor-
j keur voor schoeisel 'met zulke loeiers
van hakken' is ermee verklaard, maar
desondanks komt ze bij aankomst in
concertplaatsen vaak voor verrassingen
te staan die beurtelings ergernis geven
of haar binnenpretjes bezorgen. 'Je
moest die organisatoren soms eens zien
kijken. Bent u de soliste van vanavond?
Zo gaat dat dan. O gunst nog toe, dan
lijkt het niet best. Je ziet het die mensen
als het ware denken. Men verwacht ken
nelijk dat achter het woord mezzoso
praan uitsluitend vrouwen van middel
bare leeftijd of ouder schuil gaan, en dan
bij voorkeur ook nogal ruim van postuur.
Als ik op hun veelbetekenend 'U komt
hier zingen mijn 'We zullen het pro
beren' ten antwoord geef, dan zie je de
ongerustheid plaats maken voor regel
rechte paniek. Och, de mensen vinden je
bij een eerste kennismaking gewoon te
jong om zulke zware concerten te zin
gen. Ik heb het wel meegemaakt dat
men me aanzag voor de dochter van de
dirigent.'
Ze grijpt terug naar het verleden, poetst
zomaar wat herinneringen op om te illu
streren hoe ze in de concertwereld is
verzeild geraakt. 'Ik vond nergens wat
aan in mijn jeugd. Mijn moeder stuurde
me naar ballet, naar de padvinderij; ik
ben op gymnastiek geweest. Pas in het
kinderkoor vond ik mijn draai. Dat begon
op mijn dertiende. Een jaar later zong ik
solo in de kerk. Er moest een voetstuk
komen van twee op elkaar geplaatste
stoven, want anders kwam ik niet boven
het koorhek uit. Zo is vanuit die mede
werking aan jeugddiensten door heel
Friesland geleidelijk aan al het andere
gegroeid.'
Vijf jaar geleden ongeveer startte Mari
anne Langenberg schoorvoetend haar
loopbaan als solozangeres bij een groot
aantal koren. Er waren incidentele optre-