Ontwikkeien Bij de geboorte geen verschil in aanleg DE ZAKELIJKE MAN EN HET ze bij het begin van de puberteit (als ze zo'n jaar of 11, 12, 13 zijn) hun rol kennen: de rol van de flinke, stoere, 'mannelijke' man en die van de gevoelige, lieve, 'vrou welijke' vrouw. Pfof. Herrmann zal wel weten wat hij zegt. VROUWTJE Weet u hoe het komt, dat een vrouw door gaans meer aanpassingsvermogen heeft en meer op haar intuïtie en gevoel afgaat dan een man? En waarom veel mannen zakelij ker zijn, logischer denken en geestelijk pro- duktiever zijn dan vrouwen? Kortom: waarom zijn zoveel vrouwen (wat wij noe men) 'typisch vrouwelijk'? En mannen 'ty pisch mannelijk'? Niet omdat dit eigen schappen zijn die we bij de geboorte mee krijgen, maar omdat deze rollen ons als kind aangeleerd zijn. Bij de geboorte is er (behalve de geslachts kenmerken) geen aangeboren verschil tus sen man en vrouw. De Duitse psycholoog prof. dr. Theo Herrmann (persoonlijkheids onderzoeker aan de universiteit van Mar burg) zegt het zo: 'we moeten ervan uit gaan, dat meisjes met dezelfde geestelijke aanleg uitgerust zijn als jongen.' Maar, zult u direct zeggen, iedereen weet toch uit de praktijk dat vrouwen toch vaak heel anders denken, reageren en doen dan mannen. Vrouwen gaan als regel toch veel meer op hun gevoel af? Vrouwen huilen eerder, zijn sneller geëmotioneerd, maar kunnen ook beter pijn verdragen. En man nen zijn toch meer beheerst en zakelijk? 'Jazeker,' zegt prof. Herrmann, 'dat is juist. Maar dat komt niet doordat ze zo geboren zijn, maar doordat ze zo opgevoed zijn. Onze cultuur, onze maatschappij maakten mannen en vrouwen tot wat ze zijn.' Eeuwenlang hebben ouders hun zoontjes geleerd mannelijk te zijn: flink, grote-jon- gens-huilen-niet. En van de kleine dochter tjes wordt verwacht dat ze 'vrouwelijk' gaan doen: met poppen spelen, geen wil de spelletjes, netjes in de kleren, huil-maar-eens-flink-uit. Met het gevolg dat Trouwens, veel van z'n (ook Nederlandse) collega's delen zijn mening. Maar hoe staat het dan met de betrouw baarheid van schooltesten, waaruit duide lijk is gebleken dat jongens begaafder zijn in wis- en natuurkunde, terwijl meisjes dui delijker aanleg voor talen vertoonden? 'Dat is zo,' zegt prof. Herrmann. 'maar daarbij is nooit aangetoond, dat deze verschillende begaafdheden iets met het geslacht te ma ken hebben. Onder studenten bijvoorbeeld blijkt, dat er bij de meisjes dikwijls een enorme angst voor getallen bestaat. Maar dat is niet aangeboren; vrouwen hebben niet minder aanleg voor B-vakken. Ook hier is het weer de opvoeding die de rol be paalt. Want in onze burgerlijke kuituur be hoort het nu eenmaal tot de vrouwelijke rol om niet al te technisch, niet al te wiskundig, niet al te abstract te denken. Dat is toch niets voor meisjes? Dat zou onvrouwelijk zijn.' Zo is het ook met bepaalde beroepen, waar voor meisjes niet geschikt zouden zijn. En zo is het ook met kinderen uit veel eenvou dige milieus, die minder begaafd zouden zijn. De vrouwelijke socioloog prof. Helge

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1977 | | pagina 16