til til1 HWïlP d 1 til Kt lil, til F.Sj i fe SvÜH Ir Ir -p mm Ju i- Van tijd tot tijd duiken er berichten op over onbegrepen signalen, opgevangen door de antennes van radiotelescopen. Professor Samuel Kaplan van de sterrenwacht van Gorkij (Sowjet-Unie), heeft onlangs nog laten weten dat hij vrij regelmatig signalen opving die niet afkomstig konden zijn van een satelliet, maar wellicht van de een of andere planeet in een ver verwijderd deel van ons Melkwegstelsel. De eerste vraag die hier rijst - waarom zo ver gezocht en waarom niet in ons eigen planetenstelsel, dus op Venus of Jupiter bij voorbeeld - is gemakkelijk genoeg te be antwoorden. Ten eerste kan men de richting waaruit zul ke signalen komen nauwkeurig genoeg bepalen en ten tweede is over onze acht zusterplaneten in dit zonnestelsel voldoen de bekend om met de nodige stelligheid te kunnen ontkennen dat daar ergens intel ligente wezens wonen die ook de radiotech niek kennen. Als er elders in het heelal zulk soort wezens huizen, dan moet het zijn op planeten die om andere sterren draaien dan onze zon. Die kans is op zichzelf groot genoeg. Elke ster die we aan de hemel zien is een zon en het is waarschijnlijk dat een groot aantal van die zonnen wordt omringd door een of meer planeten. Volgens onze huidige ken nis omtrent de structuur van het heelal kunnen er vele miljarden van zulke hemel lichamen zijn, waarop zich - net als op de aarde - leven heeft ontwikkeld. Wij weten uit de geschiedenis van onze eigen mensheid, dat er in het oude Grieken land en in het oude Rome sprake is geweest van civilisaties die op een zebr hoog intel lectueel peil hebben gestaan. Er zijn mas sa's geschriften bewaard gebleven die dat bewijzen. Maar de techniek van de radiocommunica tie - en dat is de enig bruikbare om lange afstanden te overbruggen - hebben de mensen uit de Oudheid niet gekend. Zij kunnen dus ook nooit op het idee zijn geko men, langs draadloze weg contact te zoe ken met eventuele bewoners van andere hemellichamen. En als op hun beurt die andere wezens, elders in het heelal, wèl de radiotechniek hebben gekend en zelfs misschien wel con tact hebben gezocht met de aarde, dan zul len zij zich na een aantal pogingen zeker teleurgesteld hebben afgewend - er kwam hier tóch geen antwoord vandaan. Men kan zijn energie dan beter spenderen en zijn antennes naar elders richten - er zijn ten slotte hemellichamen genoeg. Een moeilijk verteerbaar punt bij die berichten over signalen van elders is altijd dat er zulke grote afstanden in het geding zijn. De dichtstbijzijnde ster buiten ons zonnestelsel is bijna vier en een half licht jaar van ons verwijderd. Dat betekent dat lichtstralen (en ook radiosignalen) vier en een half jaar nodig hebben om de afstand van ginds tot hier te overbruggen. En dat betekent dus verder: bijna negen jaar op antwoord moeten wachten als het signaal onmiddellijk zou worden begrepen en be antwoord. En in de meeste gevallen is de afstand nog veel groter - tientallen, honder den en duizenden lichtjaren. Een tweede moeilijkheid is dat de veronder stelling 'men seint naar ons' toch weer in zekere zin de aarde en de mensheid cen traal gaat stellen in het heelal. Wij zijn sinds een paar eeuwen zover dat we be seffen dat er ook elders in het heelal leven mogelijk is, wij beschikken sinds enkele decennia over de mogelijkheid om radio straling uit het heelal op te vangen en nü in eens veronderstellen wij dat 'die anderen' misschien wel contact met ons zoeken. Een derde reden tot scepsis geldt de vraag, hoe 'zij daarginds' op het idee zouden zijn

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1977 | | pagina 16