en schuw wegkruipend in de uiterste hoekjes van hun hok. Noorwegen is hun land van herkomst. Onnavolgbaar imite ren ze het geluid van kippen en ganzen. De vossen vormen voor Melchers een le vensverzekering ingeval de mode ingrij pend verandert. Het is een kwestie van kort of lang bont. Buitenlandse modebla den die nauwlettend worden gespeld moeten hem bijtijds vertellen hoe de ontwikkeling is. Terug in SintJansteen wekt een regi ment bouwsteigers onze nieuwsgierig heid. Bij een wat buitenaf gelegen boe- derijtje metselt Toon van Dorsselaer stug door aan de verwezenlijking van een droom: een geitenhouderij, waar de ver vaardiging van kaas centraal staat. Zijn saaie baan als schilder in de bouw gaf Toon er aan om zich geheel te kunnen wijden aan Bertha, Bella, Frida, Krijtje, Gijs, Esmeralda en de veertig andere die ren die deel uitmaken van de veestapel. Van Dorsselaer ziet wel kansen voor kaasmakerij De Pint, zijn nieuwe brood winning: 'Straks zijn er voor heel Neder- ga ik bermen uitmaaien om aan het gewenste voeder te geraken. Een geit is - lijkt wel - meer gesteld op onkruid dan op gras.' Toon van Dorsselaer hecht bij zondere waarde aan een prettige werk sfeer. Misschien is daarmee wel voorna melijk verklaard waarom de geiten bij hem verreweg favoriet zijn, hoewel de doorsnee boer juist neerkijkt op 'de koe voor het werkvolk'. Op het platteland was ze alom tegen1 woordig waar mensen het niet breed hadden. Het ligt wel voor de hand dat geiten ook in de wegbermen rond Clinge tot het vertrouwde dorpsbeeld behoor den. Er heerste immers volop armoede in dit plaatsje dat bekend stond om z'n klompenmakers, voddengaarders en handelaren in oud roest. Voor de werk gelegenheid nu zijn een moderne textiel fabriek met enkele honderden arbeids plaatsen en een kinderverpleegtehuis doorslaggevend. Toch leeft een enkel mensen weten niet wat ze overkomt als je ze een paar klompen van nat hout pas sen laat. Na vier dagen drogen bij de kachel is het hout uitgeleefd. Alle krimp eruit: het verzet niets meer. Het steekt heel nauw hoor. Een paar maal per jaar komt iemand van het ministerie je voor raad doormeten. Zo diep, zo breed, zo hoog, zo lang. Het staat exact vast voor iedere maat. Om te weten welke maat je hebt, moet je twee derde nemen van de normale schoenmaat.' Alvorens hij de vraatzuch tige klompboren hun 3500 omwentelin gen per minuut laat maken en hij met behulp van blok-, hiel- en teenmes de land vier van zulke bedrijven en bij het publiek bespeur je een steeds grotere hang naar alles wat dicht bij de natuur staat.' Voor hem hebben geiten een spe ciale bekoring. 'De aanpak die ze vragen is ontzettend veel anders dan bij koeien. Een koe steek je weg, maar een geit ver paupert dan onherroepelijk. Ze hebben een bijna persoonlijke behandeling nodig, je moet met ze praten. Dat waar deren geiten. Voor de rest zijn ze eigen wijs en erg gevoelig. Breng een geit van de ene stal naar de andere en je merkt het. Ze geeft minder melk dan de 5 liter waar je normaal op mag rekenen per dag. Die melk heeft het voordeel van haar zeer lichte verteerbaarheid. Er valt met geiten heel best rendabel te werken. Een koe produceert per jaar dan wel vijf keer zoveel melk, maar ze kost ook het achtvoudige aan voedsel. Geiten zijn wel hele typische kostgangers. Vooral geen wei met lekker mals gras voor een geit. Doodongelukkig voelt ze zich; er moet afwisseling zijn in het menu. Je ziet haar nu eens hier een hapje nemen, dan weer daar een beetje proeven. Van de zomer oud ambacht er nog volop, mede door toedoen van George van Boven, wiens klompenmakerij als voorbeeld mag gel den voor de vele eenmansbedrijfjes in deze sector die vanouds dit deel van Zeeuws-Vlaanderen kenmerkten. Geschikte grondstoffen zijn er nogal te vinden rondom 'de Cling.' Statige pep pels en wilgen stofferen menige dijkweg. Hoewel de mechanisatie ook deze be drijfstak niet voorbijging, toont Van Bo ven overtuigend hoeveel handwerk er nog te pas komt, eer een paar klompen (winkelprijs zo'n gulden of vijftien) gereed is voor de verkoop. Van Boven: 'Je ziet geen klompmakers die dik zijn, daarmee is veel gezegd. Een kwaad werk, dat van ons. Ik zeg wel eens bij wijze van sinistere grap: had Adolf het geweten, dan waren er geen gaskamers gebouwd.' Hij demonstreert hoe met een listig gesteelde bijl eerst de klompen met wat trefzeker hakwerk hun ruwe vorm krijgen nadat op de werf reeds een sprokkelige stam tot schijven is ver zaagd. 'Je neemt vers hout, dan wordt het gereedschap minder gauw bot. De demonstratieklompen netjes gaat uitran- den en uitzuiveren, moet Van Boven toch eerst nog even kwijt waarom er volgens hem meer klompendragers moesten zijn: 'Je hebt nooit last van koude of transpi rerende voeten. Ze beschermen de voet beter dan schoenen en je rug zakt niet uit. Ik krijg hier wel mensen op dokters advies. Zelf draag ik nooit anders.' Er volgt nabij de polijstmachine nog een kort college over lachende klompen, de vooral in Friesland erg gewilde spitsneu- zen, en de sierlijke tripjes die speciaal zijn afgestemd op vrouwenvoetjes. Van Boven toont hoe zijn handelsvoorraad per ris (10 paar) voor verzending klaar wordt gezet. Dan ontfermt hij zich ener giek over een partijtje rondneuzen die nog van hun traditionele beschildering voorzien moeten worden. Het hoort er allemaal bij, ook de vervaardiging van duizenden lilliputter-klompjes. Souvenir winkels zijn er wild op, maar net zo goed de Belgen die er hun traditionele doop suiker in verpakken. Van Boven: 'Nee verkopen, dat is Frans voor mij.'

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1977 | | pagina 14