en bevorderen. In de ruim 750 jaren die verstreken sinds de graaf van Vlaanderen er een vrije heerlijkheid stichtte, werd 'Steen' tot eer> soort niemandsland. Een Belg heeft het aldoor zeer con sequent over Hollanders als hij met in woners van Sint Jansteen te maken krijgt. In Terneuzen daarentegen worden ze maar al te gemakkelijk weer voor Bel gen versleten. De vraag 'Moet er in gul dens of in frangen gerekend worden?' is daar doodnormaal. Het valt ook niet mee wanneer je leeft in een streek waar de ene kant van de straat om een plastron op de velo stapt terwijl buurman in dat geval de fiets neemt en een stropdas gaat kopen. De plaatselijke bevolking zelf heeft niet de geringste behoefte eventuele scheidsmuren in stand te hou den. Jansteen spreekt vlotweg over een hangar als het een schuur of loods bedoelt en wie gedacht had hier een vruchtbare voedingsbodem aan te treffen voor Belgengrappen, komt bedro gen uit. Een met geweld bedacht exem plaar over het verschil tussen een kale Belg en een dito Hollander is veelzeg gend in zijn ontknoping: De Belg koopt een pruik en de Nederlander verkoopt z'n kam. De eerste pogingen het karakter van de streek en zijn bewoners te doorgronden lopen spaak. Ze leiden tot paniek en ver twijfeling. Bourgondisch, veel volkse humor, een bevolking vol streken. Het is gemakkelijk genoeg gezegd allemaal. Stuk voor stuk zijn het ook wel zaken die ermee te maken hebben, maar ze bieden geen echt houvast. Eens zien of de histo rie aanknopingspunten biedt. Iets in noordelijke richting ligt het vestingstadje Hulst, nu zeven dagen per week belegerd door kooplustige Belgen maar in vroeger eeuwen menigmaal langdurig belegerd door oprukkende troepen. Er is ferm gevochten door de eeuwen heen, en geen veldtocht ging er voorbij of er wer den polders onder water gezet. Jansteen kreeg zo royaal z'n deel van het krijgs gewoel. Nu eens werd het platgebrand, dan weer zochten bevelvoerders voor de soldaten en paarden van hun legers een onderkomen in de parochiekerk. In hoe verre zulke troebelen een uitwerking hebben gehad? Dan rust het zoekende oog op een parmantige vos, geplaatst bij een van die nauwe toegangspoorten tot het bruisende hart van Hulst. De middel eeuwse dichter die het beroemde dieren epos Van den vos Reinaerde berijmde, vond in deze contreien zijn inspiratie, zo wil de overlevering. Met als uitgangs punt de vos ter belichaming van de sluw heid en de list die de Vlaamse volksaard eigen is, hekelde hij in een uitgebreide optocht van dieren allerhande ondeug den, menselijke tekortkomingen en mis standen in de samenleving uit die dagen. Natuurlijk, dat is het. Waar anders dan in deze omgeving kon een dergelijk hekel dicht ontstaan? Het monumentje is een aardige toevalligheid, maar onbelangrijk bij de geest van de weergaloze vos Rei- naert. Die is in de twintigste eeuw nog volop aanwezig in de streek. Zoals ook de snaakse natuur van Tijl Uilenspiegel, die andere razend populaire volksheld uit de literatuur van het verleden, aantoon baar voortleeft in het gedragspatroon. Om wat aan het denkbeeld gewend te raken, dwalen we in gedachten eens door de omgeving, 'waar een mens de natuur nog gewaar kan worden.' Willen we wel geloven dat de eigen inwoners hier niet zelden hardop lopen te genie ten? De enkeling die klaagde over ver meend isolement door te zeggen: 'Hier komt Onze-Lieve-Heer niet eens' zou een terechtwijzing verdienen. Gelukkig bleef nog veel natuur hier 'net als dat het moet zijn'. Dijken vol rijzige populieren geplant, worden afgewisseld door tame lijk ruige en ongenaakbare gebieden. On derling op aangename afstand van elkaar gelegen, tref je natuurlijke viswa ters aan, in trek bij mannen die vissen met een 'reigerakte.' De veelbetekenen de grijns waarmee het werd gezegd maakte meteen de betekenis volkomen duidelijk. Waarom zou visstroperij niet voorkomen in een gebied dat van oudsher al een dorado moet zijn geweest voor de smok kel? De verhalen die tot ons komen, lie gen er niet om. Wat er zoal 'over' werd gesmokkeld? Teveel om op te noemen. Langs de grens was altijd wel wat te doen. Vanaf dat we de weg wisten moesten we al mee op pad. Als je geen brood lust met vet, ga dan maar om boter naar België, luidde in menig huis gezin het parool. Jazeker, er werden soms aardige dingen uitgestoken. Ver dorie, wat een prachtige zetten zijn er soms uitgedacht.' Hoewel de smokkelarij dooreen groeien de Europese eenwording nagenoeg op haar gat ligt gaf onze zegsman er om respectabele redenen de voorkeur aan anoniem te blijven. Hij herinnerde zich hoe uit angst voor de deurwaarder eens in één nacht tijd de complete inboedel van een vlasserij naar België werd gesmokkeld. In een ander sappig verhaal fungeerde een grafkelder op de plaatse lijke begraafplaats als de geheime bewaarplaats voor aanzienlijke hoeveel heden suikeren smokkelboter. Een vak apart vormde de lucratieve smokkel van vee. Om de patrouillerende mannen van de grensbewaking op een dwaalspoor te helpen, stuurden gehaaide handelaren liefst iemand met een 'scharminkelige lokvis' vooruit. Kreeg hij de commiezen op de hielen, dan kon het eigenlijk trans port ongehinderd de grens passeren. Maar ook deze medaille had haar keerzij de. Er waren smokkelexpedities waarbij koebeesten koelbloedig moesten wor den afgemaakt in het ijskoude water van modderbeken waar ze met geen moge lijkheid meer uit bevrijd konden worden. De romantiek die per definitie het smok- kelaarsbestaan omgaf bleek ver te zoe ken in de praktijk van de mannen die ie der met 40 kilo vlas op hun nek 's nachts urenlang door de wildernis ploeterden. 'Op het laatst woog zo'n zak geen 40 kilo meer, maar minstens 100.' Maar het was hen deels te doen om de sport, waarbij aan zekere gedragsregels stipt de hand werd gehouden. 'Het gebruik van vuur wapens bijvoorbeeld viel duidelijk buiten de code.' Vrouwen stonden in de illegale handel net zo goed hun mannetje. Voor de commiezen maakte dat het werk er niet gemakkelijker op. 'Vrouwen, die moesten ze niet aftasten, ook al verdacht men hen ervan den rantsoentje boter mee te smokkelen onder hun kleding. Zo iemand werd dus maar bij een gloeiende stoof te zweten gezet. Dan droop de waarheid vanzelf tevoorschijn.' Dergelijke douanestreken passen bij de omgeving. Grinnikend ook wordt verteld van de vroegere gemeentebode die, plechtstatig een dienblad meevoerend, een vergaderruimte betrad. Met uit gestreken gezicht en voornaam gefluis ter overhandigde hij een der aanwezigen een kaartje waarop stond wie die dag een belangrijke wielerkoers winnend beëindigde. Wekt het dan nog verwon dering dat Sint Jansteen kan bogen op een toneelvereniging die veelvuldig eer ste prijzen speelt? 'Historisch spel van heldenstorm door Vlaanderens fiere boe renjongens' kwam net zo goed over het voetlicht als repertoire met eigentijdse problematieken. Een kwestie van natuur talent.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1977 | | pagina 11