Heyboerrijders en andere uitwassen Elke tocht naar 'de andere kant' voert de llpendammers blindelings naar de ge meentelijke pont in het Noordhollands Kanaal. Het is de kortste weg, op elk uur van de dag en de nacht. Als extra service is de overtocht voor inwoners van de ge meente gratis. Die bijna filantropische instelling betekent vijf man extra op de gemeentelijke loonlijst sinds een verlicht bestuurder eens op het lumineuze idee kwam de vroegere rijkspont over te ne men. Het leverde een uitkering ineens van honderdduizend gulden op, maar ter wijl dat bedrag reeds lang en breed is opgeteerd, zit llpendam nog steeds enigszins beschaamd opgescheept met de 'nasmart' van de onvergeeflijke trans actie uit het verleden. In de pont vinden goeddeels de jaarlijkse tekorten in de ge- meentefinanciën hun oorsprong. De pontwachters kunnen het ook niet hel pen. Hooguit door hun ogen de kost te geven en zo eventuele bietsers uit ande re plaatsen te onderscheppen, kunnen ze het eeuwige tekort wat drukken. 'Je haalt de verstekelingen er meestal wel uit' gelooft een woordvoerder. 'Som migen verraden zich door hun taaltje, bij anderen weet je na een steelse blik op de tarieflijst wel hoe laat het is.' De heren die zelfs in de stille uren van de nacht amper gelegenheid krijgen om even te 'leunen' in hun wachthokje, ver vullen in de onderlinge communicatie tussen de dorpen een sleutelrol. Het veer is een centraal punt voor de distributie van nieuwsbladen, terwijl ook de huis arts er trouw zijn taartdoos met medicij nen komt aanreiken. Zodra 'dokter' is ge weest brengt een koerier het zaakje per fiets naar de vaste distributiepunten in Purmerland en Den lip. Bij dit alles res teert toch de indruk dat voor beide plaat sen het lidmaatschap van de gemeente weinig meer dan administratieve beteke nis heeft. Voornaamste boosdoener is en blijft het Noordhollands Kanaal, gegra ven amper9 jaar nadat in 1811 bij kei zerlijke decreet de gemeente werd gefor meerd. Daarbij komt nog de aard van de mensen. Waar je ook vraagt, overal is men eensluidend van oordeel: vooral Den lip duldt geen pottenkijkers, het leeft voor zichzelf. De llper stelt eigen wetten, hij is een tamelijk vrijgevochten doorzetter, een avonturier, zielsgelukkig in zijn dorp waar hij zomaar nog wat weg kan rommelen. Sommigen kunnen er niet buiten, zoals die gekweld-ogende man met breedgerande hoed en gehuld in een soort Urker visserspak. Hij veron derstelt: 'Dat individualisme? Tot voor enkele jaren lag hier ieder be woond perceel aan alle kanten omsloten door water. Die eilandjes, dat werkt door. Dan krijg je zoiets.' Bedeesd, verle gen, schuchter, bijna schuw verscheen 14 hij in de deuropening. Zijn naam? Anton Heyboer. Het woonverblijf, oorspronkelijk een schuur, is aan de straatzijde geblin deerd. Gestapelde stenen voor een hekje verhogen de indruk van ontoegankelijk- etser hier. 'Als de wereld te dicht op mijn lijf komt, wil ik weg. De laatste tijd heb ik af en toe zo'n gevoel dat ik meer land wil om te kunnen beleven en dat het hier te benauwd wordt voor mezelf.' Als vlucht- plaats dient nu een afgedankte Rijnaak. Door de internationaal verkondigde aan wezigheid van ettelijke vrouwen in zijn nabijheid brengt het noemen van de naam Heyboer bij hele volksstammen ogenblikkelijk een ondeugend knipoogje teweeg. Hij glimlacht wat vermoeid om de vergissing, het grote misverstand. Vertelt van het verschijnsel Heyboer-rij- den, waarbij op zondagmiddagen drom men auto's passeren. 'Vrouwen slepen hun mannen tegen wil en dank mee op pad. Mensen zonder eigen identiteit, op zoek naar wat ze missen. Hebben ze ge luk, dan kunnen ze naderhand zeggen: 'Kijk eens aan, hij loopt toch ook ge woon. Je moet het meemaken als ik eens buiten kom. Hele kettingbotsingen. De post brengt veel liefdesbrieven ook. En fanmail van vrouwen. Net Swiebertje of Johny Kraaykamp. Het zijn randverschijnselen die met Hey- boers wurgende werkelijkheid niets heb ben uit te staan. 'Mijn leven lang al obse deert me de vraag: Hoe zit het nou tus sen man en vrouw? Soms voel ik me een gifmenger, dan weer een alchimist die werkt met de stof vrouw. Welke reacties je krijgt - het blijft altijd weer spannend.' Deze levenslange speurtocht, tegelijk een levenstaak waartoe hij zichzelf ver oordeeld heeft, brengt hem tot wanhoop, radeloosheid aan de rand van de waan zin soms. Het lijkt wel een strijd op leven en dood voor hem. Menselijke existentie, herleid tot haar meest elementaire vorm: bestaan, aanwezig zijn, zonder besef van tijd om maar wat te noemen. Dat is wat Heyboer krampachtig poogt te bereiken, zijn hoogste doel. Hij benijdt de dieren, want hun bestaan behelst niet meer dan hun aanwezigheid. Alle menselijke ge compliceerdheden lijken er vreemd aan. zelf het leven van alle bezit, franje, com fort. De schuur die dient tot verblijf heeft als interieur een bont allegaartje van rommel, wrakstukken, onnutte spullen in de ogen van de buitenwereld. Een ma tras voor zijn 50e verjaardag, drie jaar geleden, is de enige luxe die Heyboer kon worden aangepraat. Overal lopen honden rond. Deense dog gen, Duitse doggen. Via een kruipgat kom je van de ene ruimte in de andere. Nadrukkelijk heerst de prikkelende geur van teer. Met het spul smeert hij de zink platen in waarop zijn beroemde etsen ontstaan. Een paar hangen er aan een waslijn te drogen. Op het land buiten voltrekt zich meestal het etsprocédé. Ge huld in een wolk van giftige zoutzuur- dampen doet Heyboer als een bezetene zijn werk, een jerrycan met het bijtmid del meevoerend. Hij neigt naar het extre me in alles wat hij doet. Maria en Lottie, al sinds jaren zijn levensgezellen, reiken een helpende hand. De voorstellingen lijken kinderlijk, onbe grijpelijk als kleuterkrabbels. Wat moe ten we met die soms vertwijfelde mo mentopnamen waarin Heyboer als een stamelaar moeizaam tracht uit te beel den tot welke innerlijke ervaringen en gewaarwordingen het zoeken en tasten naar zijn bestaansgrond hem voert? In beeldend opzicht kunnen ze niet boeien. Of verstaan we hun taal niet, als bij on samenhangend peutergebrabbel? Feit is dat de kunsthandel voor een ets van Heyboers hand vlotweg 2500 gulden neertelt. De meester wordt er niet warm of koud van en reageert: 'Geld heb ik niet nodig. Wie nu koopt is slachtoffer van de beleggers. Die maken de huidige prijzen door te redeneren: Ik kan Heyboer beter kopen dan goud. Ze jagen mekaar op. Wat op veilingen komt zijn allemaal weggegeven Heyboeren. Voor Jan, lees je dan onderaan of iets dergelijks. Een man rijdt sportauto van mijn werk. Laat hem toch. Voor mijn part mag hij nog

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1977 | | pagina 14