rakter; die helderheid beluister je ook in de muziek uit die periode. Kom je vervol gens terecht bij de zeventiende eeuw dan tref je een groter kleurscala, een an dere manier van schilderen. Dezelfde ontwikkeling naar meer raffinement heb je ook weer in de muziek. De werken van Bruegel zijn fris en helder, zonder de ge heimzinnige halfduistere hoekjes die je een eeuw later tegenkomt in romantisch werk zoals we dat vinden bij de Van Os- tades. Wat je bij haast ieder schilderij van Bruegel opvalt, is zijn stilering van de werkelijkheid. Hij schaaft ze bij, maakt ze tot een smaakvol en plezierig patroon van vor men. Naarmate we dichterbij komen in de tijd zien we geleidelijk aan steeds meer veranderingen en nieuwigheden. Toen de fotografie kwam opzetten, bracht de tijd plotseling zeer heldere schilderijen voort. Vrijwel gelijktijdig her leefde de traditie van de dierschilder kunst die terugging tot in de zeventiende eeuw. Een hang naar romantiek? Het he viger gebruik van kleur bij de schilders kwam mede voort uit een zich bedreigd voelen door de opkomst van die fotogra fie. Voor het eerst ook trokken ze er mas saal op uit om in de natuur te schilderen; vroeger kwam er in de buitenlucht meestal alleen maar het schetsboek aan te pas. De vervaardiging van het eigen lijke schilderij was atelierwerk.' Quasi-nonchalant de kunstagenda door nemend, plaatst conservator Adèr be dachtzaam en bijna achteloos zijn kant tekeningen bij een aantal afbeeldingen die de aandacht trekken. Wijzend op een tafereel met schaatsers van de doof stomme Kampenaar Hendrik Avercamp signaleert hij sterke invloed van Belgi sche schildertradities. 'Dat heerschap leunt niet weinig op Bruegel. Holland had destijds schilderkunstig nog vol strekt niets te bieden. Veel ideeën uit die tijd zijn Vlaams. Ook de stijl werd over genomen. Men schilderde alles waar handel in was, en met het stijgen van de welvaart kochten de gouden eeuwers te gen de klippen op. Je kreeg mensen die alleen maar herberg-scènes schilderden (Van Ostade) of die uitsluitend land schappen deden (Jan van Goyen). Schil deren voor zijn plezier deed bijna nie- H. Avercamp. Schaatsers bij een kasteel mand. Naar hartelust pikte men eikaars ideeën. Niemand zou het tegenwoordig nog slikken. Maar ja, er komt een grens aan de menselijke fantasie en als er bij zoveel rijkdom voortdurend opdrachten te verwerven vallen, dan wil je wel. Rem- brandt deed het net zo goed als alle an deren. Er werd dan min of meer eigen vorm gegeven aan zo'n thema en daar mee moest het dan maar goed zijn. Al vraagt een mens zich bij het zien van die veelheid aan werken toch meermalen in gemoede af: voor wie zijn ze in vredes naam geschilderd?' Het totaaloverzicht van agenda-repro- dukties brengt zeer duidelijk een paar modeverschijnselen aan het licht die ka rakteristiek voor bepaalde stromingen en tijdperken zijn geweest. Zo plaatste de zeventiende-eeuwer Jan Beerstraten het bekende Muiderslot in een winters fan tasie-decor. 'Het gebeurde destijds op grote schaal,' doceert Adèr, ofschoon hij ook niet met zekerheid kan vertellen waarom het gebeurde. Misschien was de totale werkelijkheid naar het oordeel van de schilder niet strelend genoeg voor het gevoelige oog van de opdrachtgever en moest de toevoeging van een scheut fraaie fantasie soelaas bieden. Een twee de groep schilders, opererend omstreeks 1650, onderscheidde zich door lieflijke schilderijen met een onmiskenbare Itali aanse sfeer: veel bergen en blauwige verten. De 'Italianisanten' waren erg ge wild in hun tijd, toen het ondernemen van een reis naar Italië doorging voor de allerbeste culturele leerschool. Als van zelfsprekend kwamen de reisimpressies min of meer nadrukkelijk ook tot uiting in Willem Romeyn, Aelbert Cuyp en Nico- laas Berchem zijn enkele van de schil ders die voor wat betreft de Rabo- bank-agenda deze kunststroming repre senteren. Robin Adèr kan geen schilderij in ogen schouw nemen, of hij raakt vrijwel ogen blikkelijk geboeid door het een of andere intrigerende detail. 'Hier, de kwakzalver van Jan Steen. Zo'n stuk draagt bij tot onze beeldvorming van die tijd. Bis schoppen werden verboden, katholieke kerken afgepakt. Maar openlijk zien we hier dan toch maar een monnik afge beeld. Tekenend voor de grote vrijheid die ondanks alles heersen bleef en waar bij iedereen wist dat er volop bisschop pen en monnikken waren.' Nog een keer komt het thema kwakzalver aan de orde in de verzameling van 54 kunstreproduk- ties. Ditmaal behandelde Gerard Dou de materie en het leverde een schoolvoor beeld op van wat de Boymansconserva- toreen 'genre-toneel' noemt. Dergelijke taferelen, uit het leven gegrepen, waren lange tijd favoriet bij onze voorouders. Maar wat bij de eerste aanblik een onge compliceerde moment-opname lijkt van pen stukje volksleven, blijkt bij een wat aandachtiger beschouwing heel wat meer in zich te bergen. Wie goed kijkt, ontdekt dat er allerlei vreemde dingen aan de gang zijn. Wat betekent die dode boom links vooraan? Waarom reinigt die vrouw op de voor grond het achterwerk van haar baby naast een ketel met pannekoekenbe- slag? En de schilder zelf hangt ons leu nend uit het raam duidelijk te maken hoe

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1976 | | pagina 27