Eenzaam slentert de jongeman over
het bospad in de oktoberzon. Vol
weldadige stilte zijn de bossen op
deze zondagmiddag. De herfst toont
alom, dat zijn greep op de natuur
steeds sterker wordt. Hij kondigt on
verbiddelijk de ijzige winter aan. Hij
doet de blaren verkleuren. De koeien
verdrijft hij uit de weiden. De groei
van het gras roept hij een duidelijk
halt toe.
De man is geheel alleen. Alleen met
zijn gedachten. Deze gedachten, ze
buitelen door elkaar, verdringen el
kaar. Ze springen van de hak op de
tak. Ze gaan naar zijn familie, naar
zijn kennissen. Ze trekken aan de
problemen, die het in wezen toch
eigenlijk zo simpele mensenbestaan
met zich brengen. Ze dwalen af naar
zijn dagelijkse bezigheden bij de
bank, als hoofd van de boekhoud-
afdeling. Zijn werk, dat hem vreugde
en zorgen brengt. Vreugde over het
vele goede, dat onder zijn handen tot
stand komt. Zorgen over de onvermij
delijke verwikkelingen, die er ook bij
schijnen te horen.
Ginder, waar de zandwegen elkaar
kruisen, zult ge als ge een weinig
naar rechts kijkt het spitske zien van
de kerk in het plaatsje waar ge ge
boren en opgegroeid zijt. Achter dit
spitske heeft Pieter nu ongeveer een
half jaar geleden met zijn hele familie
zijn vader te rusten gelegd. Vrij jong
nog eigenlijk met zijn zestig jaren. Hij
herinnert zich flarden van de preek,
die de nieuwe pastoor in de lijkmis
gehouwen had. Deze had zijn vader
een echte man genoemd. Middel
matig van gestalte weliswaar, maar
met een groot hart. Een hart, dat zo
intens kon genieten van het goede,
dat hij aan anderen kon doen. Een
voorbeeld voor zijn kinderen te
zanten met zijn vrouwke. Een voor
beeld, dat deze kinderen, nu groot
geworden, nog met geen kilo goud
zouden kunnen betalen. Zoveel goed
was er aan deze man te vinden ge
weest, dat de Allerhoogste hem zijn
paar menselijke foutjes niet aan zou
rekenen. Gedurende de preek was
als het ware het leven van zijn vader
als een film aan Pieter voorbij
gegleden. Een zoete, levensechte
film vol schone humor en goedheid.
Hoe anders, zo bedenkt het de jonge
man, gaan sommigen tegenwoordig
door het leven! Weinig oog voor de
medemens, veel oog voor de eigen
geldbuidel. Alles wordt op het aardse
slijk gewaardeerd en gebaseerd.
De hele dag door leeft ge er mee.
Wie niet bezield is van de gedachte,
dit ritselend materiaal in korte tijd zo
veel mogelijk bijeen te werken, wordt
door de ander vaak niet voor vol aan
gezien. Alsof fris levensgeluk te koop
zou zijn! Prestigedwang! Waartoe?
Zeker, een fatsoenlijk loon is nodig,
om uw gezin maatschappelijk mee in
de pas te laten lopen. Maar als ge
nog verder gaat, kan het u gebeuren
zoals de man, die begin vorig jaar bij
Pieter op kantoor was komen wer
ken als assistent van de directeur.
Een vent om door een ringske te
halen, met een kop boordevol ge-
leerdigheid en staalkouwe ogen erin.
Kende zijn werk prima. Dit werd dui
delijk onderstreept, als hij bezig was,
met fijnzinnige politieke streken dat
van de ander (zijn collega) genade
loos over de kling te jagen. Granieten
ellebogen had dit heerschap, die
bedoeld waren om de ander er ten
eigen bate en nutte mee te verpul
veren. Veel goede bedoelingen ('po
sitieve instellingen' pleegt men met
een modewoord te zeggen) werden
op deze wijze tot moes geslagen.
Hiervan had de directeur natuurlijk
geen weet, omdat hij die bedoelingen
eenvoudigweg nooit bespeurd had.
Daarom had deze achtenswaardige
man op die hele gang van zaken dan
ook niets aan te merken.
Ondanks al zijn geleerdigheid en
hardheid, vond de hark het nog
steeds nodig 's avonds te studeren.
Zodoende ging het aantal studie
uren de helft bedragen van het maxi
male aantal werkuren. Het kon dan
ook niet anders, of zijn vrouw met hun
twee jaar oude dochtertje stond veel
buiten spel. Levensgeluk?
Laten we elkaar niet misverstaan:
goed opgeleide mensen zijn nodig.
Want waar zouden we zijn met kar-
revrachten vol stommelingen? Ner
gens toch zeker. Edoch, ook hier
geldt op zeker moment, dat overdaad
kan schaden.
Bij Pieter op kantoor waren er zat, die
deze poepfijne makker totaal niet uit
konden staan. Ze vergeleken hem
met Merroney van de Hammonds.
Zat wel wat in. Anderen interesseer
de het weinig. Weer anderen deden
bij hem, zoals de kat omwille van de
smeer met de kandeleer doet. Slap-
hangers noemde men die.
Het plaatsvervangend hoofd van de
boekhouding beweerde eens steels,
dat deze geleerde weipaal zijn vrouw
commandeerde om potloodslijpsel in
zijn streuf mee te bakken. Dan kon
hij nog interessanter doen. Men had
er stevig om gegrinnikt.
Ondanks zijn overladen studierooster
bleek hij toch eens tijd gehad te heb
ben, om voor een nakomelinge te zor
gen: een wolk van een dochtertje.
Op een avond vroeg hij aan zijn
vrouw, verdiept in zijn boeken, wie
toch die dreumes was, die alsmaar
met een vuile snotbei onder de neus
aan zijn boksepijpen zat te trekken.
Het antwoord van zijn eega, dat het
zijn bloedeigen kind was, drong niet
tot hem door. Hij worstelde allang
weer met een stelling, uitgesproken
door een zeer pientere, doch reeds
lang verscheiden heer Keynes.
Zo heeft Pieter ongemerkt de rand
van de bossen bereikt. Hij staat even
stil in de singel naar de einder te
turen. Naar het spitske, dat in een
wazige herfstsluier daar omhoog
wijst.
'Vader,' zo zegt hij stilletjes voor zich,
'ik ben blij, dat ik van u en ons moe
der iets heel anders geleerd heb. En
ik ben toch geen eenling geworden.
Ondanks alle tegenwind zal ik uw
zuivere voorbeeld blijven volgen.
Steeds proberen iets moois voor de
ander te doen. Dan wordt het ook
goed en mooi voor mij zelf. Is het
niet meteen, dan toch op de lange
duurwel. En alleen zo kunnen wij
tevreden mensen zijn met elkaar. En
tevreden mensen zijn van eigens ook
gelukkige mensen..
Hij keert nu de einder een kwartslag
de rug toe, en zoekt zijn weg op huis
aan. Buiten begint het al te grauwen
van de schemering als hij weer
opgenomen is in de knusse sfeer van
de huiskamer. Hij voelt zich monter
en verfrist. Hij kan het leven van
alledag morgen weer aan. Nog een
half uurtje met zijn zoontje ravotten,
voordat het kereltje door zijn vrouw
naar bed gebracht wordt
DeKnipbeurs