18 150 vogelsoorten. Voor meer dan 50 soorten is het zelfs hun vaste broed gebied, terwijl andere het jaarlijks tweemaali benutten als gewaardeerde pleisterplaats op hun trektochten. Soorten waarvan hoofdzakelijk be kend is dat ze ernstig met onder gang worden bedreigd, zijn hier nog heel behoorlijk vertegenwoordigd. Al te gemakkelijk geeft het aanleiding tot een misplaatst optimisme aange zien De Saeftinghe vrijwel hun enige verblijfplaats is. Want wat hebben de vogels voor gevaren te duchten op deze nauwelijks toegankelijke lap land-in-wording? Onze trektocht vergt het uiterste. Herhaaldelijk staan we voor verrader lijke plekken drijfzand. De onder grond is op veel plaatsen niet meer dan een borrelende zuigende mod derbrijdie iets deegachtigs heeft. Een begroeiing van kiezelwier geeft er een onschuldig bruin kleurtje aan. De moerasachtige plekken vormen een eldorado voor miljoenen insec ten. Ze verzorgen een onophoudelijk zoemeoncert. Van tijd tot tijd gaan er vogels op de vlucht voor de men selijke indringers. Zwarte ruiters, scholeksters, bontbek-plevieren, graspiepers, een rover als de kieken dief, het visdiefje, eenden in soorten en vooral meeuwen. Teveel om op te noemen. Verleden jaar werden 16 000 paren geregistreerd van de kap- meeuw. 'Je kon van het ene nest in het andere stappen/ herinnert Gerard zich. Hij vertelt van friteszakjes, die over grote afstand door de vogels mee hierheen werden gesleept. Om overbevolking tegen te gaan werden veel eieren doorgeprikt. Stukgooien zou weinig baten omdat de dieren zich dan zouden haasten voor nieuw broedsel te zorgen. Soms ook treedt de natuur corrigerend en vernielend op in de vorm van een extra hoge vloed die nesten wegspoelt. Het maakt de Saeftinghe tot een verras send gebied, ongerept, maar vol nuk ken en grillen; lieflijk, maar ook ge vaarlijk op zijn tijd. Gerard wijst waar twee mensen verdronken zijn. Een kind en zijn vader, zeer goed bekend met de terreingesteldheid. Men vond hun lijken na lang zoeken onder een meter drijfzand. Verrast door het snelle wassen van het water, ook zij. Tijdens de zeldzame excursies, voornamelijk in de zomermaanden, wordt elk risico vermeden. Maar al te vaak weten mensen niet waar ze aan beginnen. Halverwege zo'n tocht zijn ze aan het eind van hun latijn. Afge mat; doodvermoeid; finaal kapot. Maar één mededeling drijft ze altijd toch weer voort: 'dadelijk komt de vloed.' Ook nu weer, op zo'n lome zomerdag, moeten we er stevig de pas in zetten. Er is geen tijd meer om lang te genieten van het weergaloze lijnenspel dat het water hier speelt in het zand. Kunstzinnig, mooi of niet, we moeten verder. Dwars door die weergaloze uitgestrektheid waar geen mens te bekennen valt en waar tijdens een rustpauze de stilte hoor baar is. Het tij weet van geen uitstel. Verder dus maar. Je snakt naar een verfrissende dronk, een doodgewone slok zoet-water desnoods. Maar liever niet teveel aan denken nu. Het wonderlijke cafeetje aan de dijk met z'n eenvoudige gelagkamer en z'n oplettende waard is nog ver, ontzettend ver. Lopen, alsmaar lopen. De Saeftinghe: paradijs en hel tegelijk. Op het rechte eind naar de veilige dijk worden voor het laatsteen paarwoorden van George Lernout opgekrabbeld. 'Ik ben heus geen milieudeskundige, maar ik hou van echte natuur. Dat is voor mij de reden me in te zetten voor het behoud van dit gebied!'

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1976 | | pagina 24