het scheepvaartfront. Hij signaleert nog een tweede ontwikkeling die het scheepvaartcentrum Tolkamer danig parten heeft gespeeld. Als gevolg van schaalvergroting die zich ook in deze sector manifesteert, vertoont het totaal aantal passages een dalende lijn. 'Het aantal schepen daalt, maar hun tonne-maat stijgt sterk. Ook hier is alles gebaseerd op snelheid en grotere eenheden. Je merkt het be halve aan de scheepsmaten ook aan de vaartijden en aan de tijden die staan voor laden en lossen. Haalde zo'n knijper vroeger misschien een ton per keer uit zo'n ruim, nu pakt hij wel 15 of 20 ton tegelijk.' Ikink is een man die als geen ander weet waar hij over praat. Behalve reder is hij ook makelaar in schepen. Een van de weinigen die zijn gespecialiseerd op de binnenvaart. Je merkt liet tijdens een vluchtige excursie onder zijn leiding langs de waterkant. Hij schetst de perikelen rond periodieke overca paciteit in de vloot. Vertelt van schuiten die voor een kwart van de werkelijke waarde noodgedwongen worden verkocht. De afgelopen zomer met de extreem lage waterstanden ('de schommelingen kunnen acht me ter belopen, maar het normale peil hier is vijf meter water') heeft ge maakt dat toch vrijwel de hele vloot in bedrijf kon blijven. Schepen met laadvermogens van 1600 ton mochten amper tot een kwart van hun capaci teit gaan. De reders konden daar naast nog eens hun laagwatertoe- slagen opstrijken en 'inhalen' wat ze in het verleden tekort kwamen. Het betoog van Cor Ikink is somber. Wel laat hij zien hoe op sommige plaatsen in Tolkamer via een vernuftig num mersysteem nog altijd vele honder den schippers hun post ontvangen. Evenmin kan hij ontkennen dat ma rechaussee en de douane nog altijd met zo'n 190 man vertegenwoordigd zijn in zijn woonplaats. Maar er staat tegenover dat nog slechts 2 van de 7 parlevinkers resteren die eens hierop het water hun brood verdienden. Bedrijvigheid van vrachtkolossen bij de steenfabrieken Typerend voor de veranderingen die zich voltrekken is het wegvallen van de sleepboten. Van tienduizend per jaar zakte Tol kamer naar 1800 nu. Slenterend langs de Rijnkade lepelt Ikink de ene wetenswaardigheid na de andere op. Hij attendeert op sche pen die 'de kop vóór nemen'. Wijst naar een passerende boot in de verte, met een roef die voor het stuurhuis is gebouwd. 'Een teken dat het ouder wets spulletje is,' licht hij toe. De namen van scheepstypen inclusief af metingen en tonnages kan hij wel dromen. Clippers, Spitsen, Tjalken, Dortmunders. 'Ginds, met die bolle kop, dat is een Kempenaar. Je ziet het overal: de pk's per tonnemaat stijgen sterk.' De lokale kenner loodst je zonder veel omhaal van woorden mee aan boord bij een willekeurige IJsselman, de verzamelnaam van schippers uit Ouderkerken Capelleaanden IJssel. Ikink: 'Schippers menen dat je ze voor de gek houdt als je ze aan spreekt met meneer. Maar vergeet vooral niet je schoenen uit te trekken als je de stuurhut binnen gaat; alles aan dek is vrij vettig, vandaar. Je ligt anders gelijk uit de gratie.' Een snelle blik in de glimmende machine kamer zegt hem genoeg. 'Met 2,5 ton is het niet betaald, wat hier staat.' Schipper Heuvelman grijnst maar eens wat. 'Van de week hebben we driemaal naar Dordrecht gevaren. Met zand vanuit Wesel. Het betekent 6 keer 13 uur varen, afgezien van het laden en- lossen. Al die tijd zit je toch maar in een herrie, vergeleken waarbij het stadsrumoer nog heilig is. We zullen maar niet al te veel klagen. Maar een ding staat vast, anders dan met hard werken hou je geen been aan de grond.' Ikink sleept zijn bezoek aansluitend nog mee naar de naburige scheepswerf De Hoop. De simpele vraag of 'Martin' er is in de portiersloge op het fabrieksterrein doet ons even later belanden in de directiekamer. Vijfhonderd mensen verdienen hun brood bij 'de scheeps- hang' waar zeeschepen tot 25 000 ton worden vervaardigd. De 20 meter hoge opbouw voor de kolossen van 180 meter wordt via de Rijn per ponton naar Rotterdam afgevoerd en daar verder gemonteerd. Voor de lokale werkgelegenheid is'De Hoop' van aanzienlijke betekenis, samen met de vele steenfabrieken die op het Gelders Eiland nog opereren. Op verschillende plaatsen langs de Rijnoever rijzen de machtige contou ren van de bedrijven op. Vrachtkolos sen rijden af en aan, geladen met stenen of met de kleimengsels die als grondstof dienen. De streek zelf levert j meer dan voldoende rivierklei op. Tot I tien kilometer landinwaarts reiken de putten, enorme stukken zijn al afge- ticheld. Er zijn op het Gelders Eiland in totaal nog acht produktie-eenheden operationeel. Uit een oogpunt van

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1976 | | pagina 13