•M schrijf maar op Niet vloeken Veel lof over de Raboband, maar tegen één artikel teken ik protest aan, namelijk tegen 'Nummers' (van een Brabantse balieverslaggever) op bladzijde 4 en 5 van april j.l. Woorden en zinnen als 'verdomme', ,in de vernieling gebliksemd', 'ver dommes' en dergelijke lijken toch gewoon nergens op. Ik verzoek u dan ook dringend om het op die manier nooit weer te doen. Als ik, als protestant van de Veluwe, tegen dit artikel nog protest aan teken, wat moeten dan katholieke Brabanders wel-aan? Immers, het artikel gaat er toch heel gewoon van uit dat katholieke Brabanders vloekers en zuipers zijn. Nemen ze dat? De aard van de godsdiensten, die gegrond zijn op de Bijbel, brengt met zich mee dat iemand die geniet van vloeken, gelijk staat met een vloeker. Dat betekent, dat, indien wij een artikel als hierboven genoemd lezen, we ervan zullen moeten walgen, of ons moeten gevoelen alsof we zelf die vloeken lanceerden. In beide gevallen is de aardigheid eraf. Graag zou ik van de redaktie de toezegging hebben, dat alles in het werk gesteld zal worden om derge lijke kwetsende woorden en uit drukkingen uit de Raboband te weren. T. van den Brink Rabobank Nijkerk Naschrift Allereerst, wij waarderen het zeer, dat de schrijver openlijk voor zijn overtuiging uitkomt. Meer dan dat, wij zijn het met hem eens dat vloeken en misbruik vanGods naam ontoelaatbaar is en dus ook niet in ons blad mag voorkomen. In het Brabantse sfeerverhaal staan een paar termen, die bij velen erg grof zullen overkomen. Ze zijn ont leend aan het volkse taalgebruik en wie de Limburgse en Brabantse gedragsaard kent, weet dat hoe rauw en grof sommige uitdrukkingen zijn (is het elders anders?), we hier niet te maken hebben met het profaneren van Gods naam. Dat is onze vaste overtuiging, anders hadden wij het stuk niet geplaatst. In de kern bestaat er geen menings verschil tussen de heer Van den Brink, de Knipbeurs en ons: geen godslasterlijk taalgebruik. Gebleken is echter, dat in het onderhavige geval de een in alle oprechtheid aan stoot heeft genomen, waar de ander, eveneens in alle oprechtheid, geen aanstoot heeft willen geven. Zo'n situatie willen wij graag voorkomen en de heer Van den Brink kan er zeker van zijn, dat wij naar beste weten alle echt kwetsende uitdruk kingen zullen weren. Mocht iemand zich desondanks en buiten onze bedoeling om ooit gegriefd voelen, dan hopen wij, dat hij ons dit eerlijk zegt. Misschien kunnen we dan tevens wijzen op de verdraagzaam heid, waarover de apostel Paulus zijn broeders in Rome en Corinthe ook al het een en ander geschreven heeft. Fiat voor Opel Het was dinsdagmiddag. Al half ingedommeld werd ik ineens opge schrikt door het gekraak van onze buitendeur. Die deur kraakte altijd, hij moest opgeknapt worden. Het be stuur had al besloten naar een andere deur uitte kijken. Eentje meteen bijpassend gebouw. Wél op de juiste plaats. Het gebouw dan. In het nieuwe winkelcentrum. Maar het kon niet gekocht worden, wel gehuurd. Dat wilde onze econo misch agrarische top niet. Alleen maar contant betalen. En dat wilde de bouwer niet. Zodoende kraakte die deur al een poosje zonder dat er wat aan gedaan werd. Ik weet ook nog zeker dat het dins dagmiddag was, want dan was het altijd rustig tijdens onze twee uur durende middagzitting in het houten noodgebouw. Het was een noodgebouw. Acht jaar geleden er neergezet omdat men toen al wist dat er een nieuw winkel centrum zou komen, alleen nog niet wanneer. Er was en is nog altijd markt op dins dagmiddag, vlak bij ons hoofdkan toor. Vandaar dat alle dames dan geld halen op het hoofdkantoor. Niet meer dan twee derde van wat ze nor maal opnemen, want op de markt is uw gulden nog altijd een daalder waard. Ja, ze is wel spaarzaam, die moeder Marie bij ons in het dorp. Anders zou ze ook niet bij de Raiffeisenbank zitten. Haar moeder Jannie spaarde ook al bij de Boerenleenbank, en die was spaarzaam. En haar dochter Marja spaart nu ook al bij de Rabo bank. Ja, wij zijn er echt ingegroeid in onze plaats. En vergroeid. We heb ben ook wel een poosje geslapen. In uie uju Kwamen ei nuy vijl uumkum vlakbij ons hoofdkantoor. Toen we wakker schrokken stonden ze er. Nu zijn ze niet meer weg te denken, hoe we ook peinzen. Vandaar ons bijkantoor, die heeft de concurrent weer niet. Kijk, dat is nou weer uitge slapen! Ik schrok dus wakker van die deur. Er kwam een klant. Een man of een klant die niet naar de markt ging. Het laatste bleek waar. Ze kwam hijgend binnen alsof ze zo juist de 5 kilometer in sprint had afgelegd. Dat bleek niet waar, want met een mooie boog wierp ze trots haar autosleutels op de balie. Het gehijg moest dus ergens anders van komen. Ik denk van onze welvaart. Het was haar namelijk aan te zien. 'Mijnheer, er is een fout gemaakt.' Nu kwam dat euvel in die tijd wel vaker voor, zodat ik nog niet meteen schrok. 'We hebbe een Opel en u hebt er op gezet dat het een Fiat is en als we nou aangehouwe worde motte we een boete betale.' Alhoewel het me nog niet direct duidelijk was wat de dame aan het loket bedoelde, begreep ik wel dat het ging om het voertuig, waarvan de sleutels inmiddels weer van de balie waren verdwenen en nu in een zeer snel tempo overgingen van de rechterhand naar de linkerhand van de dame, en omgekeerd. Vervolgens zag ik het gele strookje afkomstig van een acceptgirokaart op de balie. Hierop prijkte heel duide lijk, bijna opzichtig, het stempeltje 'Fiat v.' Nu was dit inderdaad niet een nieuw type auto van de bekende Fiat-fabrieken. Wel was dit het teken voor voldoende saldo en er ijverig opgestempeld door onze medewer ker V. Door het stempeltje werd de acceptgirokaart op de meest vlotte manier verwerkt, zonder dat er nog controle plaatsvond. Zoals een goed lokettist behoort te doen begon ik op een vrij vlotte en duidelijke)?) manier uit te leggen hoe de vork aan de steel zat. Of wel hoe de wegenbelasting van de Opel aan een 'Fiat' kwam. Na vijf minuten voor een klaterende waterval gespeeld te hebben en na talrijke interrupties van de tegenpartij lukte me het toch de laatste te over tuigen. Nou ja overtuigen. De dame, die overigens wel liet merken dat ze door haar Jan gestuurd was, accepteerde mijn verhaal met de zin: 'Als we maar geen prent krijge geloof ik het wel en anders mot Jan zelf maar effe belle, daaaaaaag.' En weg was ze. Door het raam zag ik dat ze in een vervoermiddel stapte, dat jaren daar voor als auto onder het merk 'Opel' verkocht was, maar nu zeker dit pre dikaat niet meer verdiende. Jan knapte er zeker nog wat aan op, want de auto bezat naast de grond- kleur nog diverse andere tinten. Na veel lawaai vertrok ze, even verder met haar rechterknipperlicht

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1976 | | pagina 6