rw^NTïE De maand augustus was al weer zo'n dag of tien aan de gang. Nog een korte spanne tijds en de school zou weer beginnen. Op sommige dagen had de zon bijna uw bol verschroeid. Het einde van dit weer kwam meestal zodra als het om acht uur 's avonds even warm bleef als overdag. Dan werd ge 's morgens wakker door hetg utsen van de malse regen via de dakgoot in de regenput. Ookte midden overdag gebeurde het dat de lucht in het westen lang zaamaan inktzwart werd, begeleid door geroffel van verre donder. Dan, bij opeens krachtige wind dat adem benemende schouwspel van duizen den en nog eens duizenden volts spanning, die het uitspansel door kliefden. Met onmiddellijk daarop de krakende zweepslagen van Donar. Als achtergrondmuziek het felle kletteren van een plensbui. Enkele dagen gekwakkel, en de zon deed weer haar werk, als had er nooit pokkeweer bestaan. Prachtig was dat, deze vakantiemaand. Maar vandaag lag HET probleem der jeugd weer eens op tafel. HET pro bleem hield de jongens andermaal bezig. Jan, Peter, Frans, Karei, Martientjeen Lowieke. Het vraagstuk van de onledigheid. Van alles hadden ze gedaan: ver stoppertje, de waterlossing afdam men met als resultaat anderhalve emmer vis, vliegers oplaten, helpen met rogge aan de tijl zetten en stie kem het paard koeioneren als het vredig in de wei liep. Doch alles verveelt op den duur, nietwaar? Nu, na een halfuurtje loom beraad slagen in de bogerd, had Lowieke ineens een glorieuze inval! Een schuilkelder maken'Onze vader en ons moeder met onzen Harrie, den oudste van ons, hebben in zo'n schuilkelder onder de oorlog wel drie weken gewoond,' lei Lowieke uit. 'En ze sliepen er, ze aten er enne ze deden er nou ja alles!' Aldus zette hij de kroon op zijn betoog. Doch Jan, de grootste en sterkste van het groepje, die stilzwijgend tot leider uitgeroepen was, geloofde het alle maal niet zo hard. 'Wie zei dat,' informeerde hij koel. 'Onzevader.' 'Jullie vader, dat is een verrekte lul- muts, een ouwe fiep,' sprak Jan. Een woeste blik over deze majesteits schennis van Lowieke. Deze laatste had echter pas geleden nog kennis gemaakt met de harde handen en voeten van de onbetwiste leider en hield daarom zijn boterhammenlade verder wijselijk gesloten. Maar ondanks zijn ongeloof over en de verachting voor de doorgestane ontberingen van vader Maayers en zijn huishouden in de oorlog, werd de nieuwsgierigheid van Jan wel ge prikkeld. 'Als gij dat allemaal zo goed weet, Lowieke, dan zeg op, hoe we zo'n schuilkelder moeten maken.' Welnu, dat bleek zeer eenvoudig: een paar deuren en schotten van een pas gesloopt, half vergaan hennenkot over een fatsoenlijke kuil leggen, stro onderin de kuil doen en zand over de deuren gooien. En ziet: een prachtige schuilkelder. Een kleine twee uren hielden de jongens zich hierna onledig met het gebruik van het onderkomen. Erin kruipen, en weer eruit, er bovenop gaan staan, een Gestapo-officier zijn met z'n trawanten, die op onder duikers jaagden enz. Ge ziet, een scala van speelmogelijkheden. Totdat Martientje plotseling een ver dorven Mof wilde zijn, die met een zware tank over de schuilkelder reed. Onder het gewicht van de tank, een kruiwagentje verse varkensmest, kraakte de kaduke zoldering als droge peperkoek in elkaar boven de hoofden van Jan, Karei en Lowieke, het ondergedoken gezin Vader Maayers stond in zijn mangel- wortelen te schoefelen. De strooien hoed, met daaronder de struise landbouwer, zwierf langzaam door de strakke rijen. Tevreden was Tinus Maayers van daag. Met zijn schone mangels, het weer en zijn saaie werk, dat werd opgevrolijkt door de uitgelaten kreten van de grote groep spelende kin deren in zijn bogerd. Deze vredigheid werd nu echter ineens aan flarden gereten door het schelle hulpgeroep van zijn zoon Frans. De boer gooide resoluut de schoefel een tiental meters van zich af en spoedde zich in de richting, vanwaar de noodkreet kwam. In een flits overzag hij wat er loos was. Links en rechts deelde hij diverse rake meppen uit, onder de aansporing mee te helpen. Met zijn sterke armen en het weinig uithalen de gebler van de getroffenen, werden de drie jongens rap ontzet uit hun benauwde val. Het werd de hoogste tijd, want ze begonnen akelig dicht de verstikkingsdood te naderen. Om over hun hygiënische toestand nog maar te zwijgen; de verse varkens- mest had ook in deze krikkele ogen blikken zijn uitwerking niet gemist. Laten wij u een lang, en wellicht sappig betoog besparen. Over de geweldige kastijding, die zowel aan vallers, alsook slachtoffers van het gewaande oorlogsgeweld van hun ouwelui bij hun thuiskomst uitge meten kregen. Over het hardhandige kuisen der kinderen met behulp van groene zeep en een harde hand veger. Over de straf, die tot overmaat van de ramp volgde: met slechts één harde snee brood, al om half zeven te bed. Laten we slechts aantekenen, dat vader Maayers bovendien ge constateerd had, dat twee van zijn goeie spaden onder het zand en de vuile troep verdwenen waren, waar door zijn woede op zijn kroost een gevaarlijk, naar onverantwoorde escalatie neigend hoogtepunt dreigde te bereiken. 'Morgen haalt ge alle drie geld van uw boekjes af en gaat nieuwe schoppen halen bij Thijs de Smid, sodemieter. Wat denkt ge wel!' Zo geschreeuwd, zo gedaan, 's Anderendaags rond half tien 's morgens, zaagt ge drie jongens met in hun tes het grijsgele spaar bankboekje van de leenbank naar het dorp fietsen. Bij het bankgebouw aangekomen, leggen ze achteloos hun vehikels tegen de vlakte en stiefelen naar binnen. Aan de juffrouw, die aan de balie verschijnt, geven ze hun boekjes af met het verzoek om een terugbetaling van f 10,- per persoon. 'Maar weet jullie vader hiervan?' vraagt Ria, om mogelijke duistere transacties van de jeugdige cliëntèle te verhinderen. 'Dat denk ik,' zegt Lowieke, want we hebben twee schuppen van hum kwijtgemakt.' 'En een paar zijn er bekant veronge lukt in de schuilkelder,' weet Frans. 'En we hebben preugel gehad gisteren, dat het hoorst' voegt Peter er volmaakt eerlijk aan toe. Even kijken Ria en de andere mede werkers van de bank, alsof ze een acute aanval van astma krijgen. De transacties worden verder met onderdrukt gegrinnik afgewikkeld. Het onbeholpen handschrift der drie kinderen bezegelt ze. Omdat de werkzaamheden van die dag het letten op het vervolg toe laten, zien de personeelsleden ten slotte de drie schoolkinderen de tegenoverliggende ijzerwinkel binnengaan, en daarna met twee blinkende nieuwe schoppen weer buitenkomen. De jongens glim lachen ook nog de varkens! 'Het is me toch wat met die grote vakantie. Hm, hm! Veel te lang als ge het mij vraagt,' stelt de chef vast. Denkt deze man nu aan zijn eigen jonkheid? Ik weet het niet. Gij wel? De Knipbeurs a

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1976 | | pagina 5