Intellect m Gerard was erg blij, toen de boven meester om twaalf uur met de bel door de gang rammelde. Woensdag middag was het en schoon weer daar bij. Vrijaf! Een feest op deze meidag. De zon bescheen mild en lekker warm de verse akkers en de weiden, de bos sen en de boomgaarden. En alles was kleurig, vol nieuw leven. De fruitbomen stonden te pronken meteen overdaad aan smetteloze bloesems als frisse bruidjes. De loof bomen in de singel van het staatsbos stonden als een decor van frisgeschil derd groen daarachter. Hopelijk zou het straks bij het spelen wat fijner gaan dan in de voormiddag. Altijd was er wel wat scheef, als 's woensdags in het laatste uur de kapelaan in de school was geweest voor de godsdienstles. Voordien viel het meestal nog wel mee. En zeker vandaag. De meester had na het mor gengebed aan zijn lessenaar gezeten met waterige, rode ogen die somtijds bekant dicht vielen. Na een kleine twintig minuten kreeg plotseling ieder een een leesboek slordigweg op de bank gesmeten van Puk en Muk. 'Vrij lezen,' zei de meester. Heerlijk! Te le zen hoe Puk en Muk er met een tan dem op uittrokken en daarbij van al les beleefden. Meester Wagenmakers vietzijn nieuwsbuil uit zijn tas en ver schanste zich hierachter. Stilletjes doezelde hij weg. De reden voor deze zonderlinge on- derwijstaktiek was de leerlingen niet bekend. Wagenmakers liet er graag somwijlen eentje tappen bij 'De ver gulde Kameel', een der dorpscafé'®. En steeds kreeg hij dan onder het drinken van dat eerste potje bier een dorst, waaraan het dier, wiens naam de kroeg geleend bad, bij lange niet tippen kon. En naar de gevolgen voor de andere morgen zal de aandachtige lezer niet zo lang hoeven te raden. Vandaar. Maar na het speelkwartier, als de trappisten aan het verwaaien waren uit 's meesters hersenmassa, kwam de kapelaan. Godsdienstles. Catechismus opzeggen. En kijken in het klasboek, hoe dikwijls ge door de week 's mor gens naar de mis geweest waart. Een der minderbedeelden op het ge bied van intellect, Jan Bertels, was ui teraard weer lelijk de pisang geweest. Het klasboek vermeldde achter zijn naam steeds cijfers, die ge op de ka lender doorgaans alleen de eerste hal ve week van de maand aantreft. Ook voor de catechismus. En naar de mis 's morgens kon hij nooit. Want deze zeer grof gebouwde lummel met han den als kolenschoppen, even groot en even zwart, had bij. hem thuis de agrarische stiel bedreven. Ploegen, het paard haver geven, de varkens voeieren, de hennen uithalen en der gelijke karweien. Hierin ging hij zo vol ledig op, dat er vóór schooltijd meest al geen tijd overbleef om zich te was sen. Deze meer naar het boerenleven dan naar de wetenschap dorstende jongeman werd als nummer één op zijn theologische kennis getest. 'Bertels,' zo sprak kapelaan Sijmens, 'ge weet dat we het de vorige keer gehad hebben over de spionnen, die vooruitgestuurd werden naar het Be loofde Land, toen de Joden in de woestijn verbleven. Welnu, wat brach ten deze spionnen uit het Heilige Land mee?' Verheven zwijgen 'Zeg het maar, Bertels, ik zie aan uw gezicht, dat ge het nog wel weet,' moedigde de kapelaan hem aan. Andermaal loodzwaar zwijgen. 'Ze brachten mee,' hielp de gees telijke hem op weg. En jawel, hier daagde het in het Oosten. 'Ze bracht- ten vier kruiken ouwe klare mee,' stiet Jan Bertels moeizaam uit. De klas gierde. De meester, inmiddels weer achter zijn nieuwsblad ingesluimerd, schoot ervan wakker. De hanige ka pelaan schoot paars aangelopen op de ketterse boerenzoon af. Terwijl hij on derzijn paarse kwaadheid wit wegtrok waaide hij hem links en rechts tegen zijn oren, totdat zijn granieten kop gloeide als een schoon vuurwerk met Bevrijdingsdag. Jan Bertels meende namelijk dat ouwe klare van druiven gemaakt werd. en niet van granen. En er hing hem nog iets bij over druiven. Deze simpele ziel had in het vuur van zijn denken een fractie te veel gas gegeven. En was zodoende geslipt. Doch dit kon de ziedende kapelaan Sijmens natuurlijk niet weten. De hele morgen was hij niet meer te genieten geweest, leder een, die blijkens dat verrekte klasboek de catechismus drie keer niet gekend had, had hem moeten overschrijven, vanaf de Biecht tot aan het Huwelijk. Voorwaar, geen kattewater. En wie hem meer dan drie keer niet gekend had, kreeg er nog een klinkende waai tegen de oren bij. Ja, dacht Gerard, vanmiddag zal en moet het wel beter gaan! De telefoon rinkelt op het bureau van de heer G. Arts, directeur van een Rabobank meteen balanstotaal van zo'n 70 miljoen. Hij schrikt op van achter zijn bureau. De telefoniste wil een afspraak maken vooreen nieuwe cliënt. Kijk, dat hebt ge er nu van, als ge zo juist een financieringsaanvraag hebt opgezet voor uitbreiding van de melk veestapel met 70 a 80 koeien van de heer J. Bertels. Dan gaan uw gedach ten onherroepelijk terug naar uw van schone romantiek vervulde kinder jaren op dit dorp, toen de mensen nog waren als de lucht. Rein en onbe dorven. Het balansrapport van de sterk naar levende have riekende Bertels ver-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1976 | | pagina 4