19
'Menjele'
sprookje opnieuw een geweldige op
lawaai. Midden in de bosjes verrijst
een meer dan manshoge afrastering.
Film- en foto-apparatuur is blijkens
een bordje taboe. Je beklimt een
steilte; struikgewas bemoeilijkt de
doorgang. Er hangt een beklemmende
lucht. Het woord stank in de traditio
nele zin van het woord schiet hier te
kort. De lucht ter plaatse krijgt er te
veel eer mee. Je huivert. Koude ril
lingen lopen er langs je wervelkolom.
Hierbij vergeleken heeft het aroma
van mest of kuil voer totaal niets uit te
staan met stank. Dat is geen geur
waar iemand bang van wordt zoals bij
deze loodzware lucht die in het ach
terhoofd al snel een duf en suf ma
kend gevoel teweeg brengt. Over de
rand van een afgrond kijkje neer op
een wilde, wervelende gele water
massa. Een immense hoeveelheid kol
kende giftigheid waaraan voortdurend
kwalijke dampen ontstijgen. Je kok
halst, niet alleen om die intens ge
mene stank. In deze krater openbaart
zich een stukje industriële vervuiling
van de eerste orde. Je wordt er let
terlijk onpasselijk van. Menige boom
rond die borrelende poel vol giftig
heid heeft al het loodje gelegd en heft
zijn zwarte dode takken bijna radeloos
ten hemel.
Nadere informatie bij DSM leert dat
'de zuiveringsinstallatie Elsloo' vanaf
1964 draait. Anno 1978 heeft ze waar
schijnlijk haar tijd gehad. In noorde
lijker richting komt een meer geavan
ceerde installatie. Het werkzame
exemplaar is opgewassen tegen de
rioolproduktie van een stad met
400 000 mensen. Of die echter ook een
dergelijke cocktail van stankverwek-
kende componenten kunnen opbren
gen blijft de vraag. Bij DSM is men
van een ding absoluut zeker: de zui
vering op zichzelf stinkt niet. Gebeurt
het toch, dan is er iets fout. Een niet
te regelen vermenging van diverse af
valstoffen die elkaar niet mogen bij
voorbeeld. Wie op zo'n moment in de
omgeving gaat 'neuzen' kan alleen zijn
hart luchten via de stanktelefoon.
DSM beseft dat op korte termijn de
stankverwekkers het beste direct bij
de fabriek aangepakt en geneutrali
seerd kunnen worden. En intussen ligt
daar dat 1 800 meter lange ellipsvor
mige bassin waarin schoepenraderen
en transportbuizen met spuitmonden
het water voortdurend opwervelen.
Het verhoogt de zuurstofinbreng, en
daarmee de overlevingskans van ton
nen bacteriën die zorgen moeten voor
afbraak van de aangevoerde vuilig
heid. Na een verblijf van drie dagen in
de zuiveringssloot wordt de vloeibare
substantie toelaatbaar geacht voor de
Maas. En dan maar hopen dat er geen
vissen kreperen
Nu het zwarte goud zijn glans verlo-
f*.
ren heeft, verleent de bevolking voor
de dagelijkse bete brood - gelaten
haar hand- en spandiensten aan het
alchimistenkorps dat naarstig zoeken
blijft naar nieuw chemisch goud. Ook
nu is er onwetendheid, onbekendheid
met mogelijke gevaren. En met een
wrang gevoel voor humor wordt veel
betekenend geconstateerd': de gewone
man, die in de mijn echt geen kans
kreeg om 'sjoen riek' te worden, zal
in de chemie ook wel weer niet 'sjtin-
kend riek' uit de (bedrijfs)bus komen.
Mooi rijk en stinkend rijk - een toe
passelijk beeld maar de ondertoon is
o zo bitter.
Sommige streekbewoners, dat is dui
delijk, geloven niet meer zo erg in de
moderne ontwikkeling. Neem Lambert
Vrancken, de mandenmaker. Wat er
op zuiveringsgebied gebeurt, be
schouwt hij als lapwerk. 'Een lap, die
met slecht garen op een kapotte broek
wordt genaaid' om precies te zijn. Hij
constateert het in Meers op de oever
van de Maas. De vis in de rivier is
volgens hem totaal verrekt, zoals ook
de bloemen verdwenen zijn uit wei
landen waar het voorheen 'vol stond
als haar op een hond, zo dik'. Maar