gische academies wordt 't boek werkje veelvuldig als werkmateriaal voor scripties benut. Men noteerde reacties van bedrijfsopleidingen, van Teleac. Pedagogische instituten aan de Nijmeegse en Groningse universi teiten toonden belangstelling. Er kwamen aanvragen tot uit België en Suriname toe. Waarin schuilt dan het succes van deze Rabobank-uitgave waarmee al zoveel lagere scholen in Nederland op plezierige wijze kennis maakten? Wim Hendrickx zet nog maar eens de brand in zijn pijp, alvorens van wal te steken. Het geeft hem iets van een vaderlijk onderwijzer; in de loop van het gesprek zal blijken hoe dicht die toevallige indruk de werkelijkheid benadert. Hendrickx, mijmerend over de geweldige respons op zijn werk stuk: 'Ik geloof dat het niet weinig te maken heeft met de wijze waarop ik de te behandelen leerstof heb opgedist. Ik volgde doelbewust de methode van de geprogrammeerde instructie, destijds in Nederland en de omringende landen nog een vrijwel braakliggend terrein. In tegenstelling tot de gebruikelijke leerboeken waar bij zelfstudie centraal staat, behandelt de geprogrammeerde instructie de stof stapsgewijs. Om enig idee te geven: op de ene bladzij wordt in enkele woorden over geld iets verteld, uitmondend in een vraag. De mogelijke antwoorden erop staan een pagina verder aangegeven. Maakte de leerling een foutieve keuze dan ziet hij dat bij de volgende stap, weer een bladzij verder. Ik verwijs hem terug tot waar hij in de fout ging en daar mag hij de draad weer keurig opnemen. Zo werken we stap-voor-stap het hele boekje door. Iedere leerling kan in tegenstelling tot bij het gewone klassikale onder wijs helemaal zijn eigen werktempo bepalen. Het systeem om vraag en antwoord niet op eenzelfde pagina te zetten biedt ook goede garanties tegen eventueel afkijken. Het is me bekend dat technische scholen een vergelijk baar systeem ook wel toepassen om zodoende jongelui te leren hoe ze TV of auto moeten repareren.' Op het moment dat de heer Hendrickx zijn boekje lanceerde was er, in West-Europa althans, sprake van een absoluut novum. Met de principes van de geprogrammeerde instructie maakte hij anno 1958 voor het eerst kennis via het blad Readers Digest. Het wekte zijn nieuwsgierigheid en aangezien bij hem het idee tot het vervaardigen van een publikatie over de betekenis van het geld al geruime tijd 'in de grondverf' zat, zocht hij naar middelen om het een te combi neren met het ander. De afdeling Onderwijsresearch van Philips werd benaderd, maar het duurde tot 1963 eer uit die hoek de vraag kwam of Hendrickx 'dat project' nog steeds onder handen had. De enthousiaste publiciteitsman had inmiddels lang niet stil gezeten. Brokje voor brokje sorteerde hij ten koste van honderden vrije uren zijn leerstof. Insteekaibums voor post zegels gebruikte hij bij het rang schikken en opbergen van de strook jes papier met vragen, antwoorden, toelichtingen en verwijzingen. Wim Hendrickx nu: 'Het was de enige methode om de berg werkmateriaal hanteerbaar te houden. Maar een heksenwerk bleef het. De klus heeft me menige dag koppijn gekost, dat zeker. Afgezien nog van de 3000 man-uren dan die het karwei vergde.' Het boekwerkje, primair bedoeld om jonge mensen vertrouwd te maken met het gangbare assortiment van begrippen met betrekking tot het geld is door de samensteller geheel en al opgezet vanuit de filosofie 'dat het voor de bank prettiger is om zaken te doen met een publiek dat op de hoogte is van de gebruikelijke be grippen. Meestal is er aan het loket geen gelegenheid om tekst en uitleg te geven Toen hij in 1953 als 34-jarige onder wijzer stomtoevallig verzeild raakte bij het bankwezen, ondervond hij al spoedig aan den lijve hoeveel onbegrip er nog heerste. Het was in de jaren waarin de banken met man en macht werkten aan de introductie van het 'rekening-courant-idee' bij de agrarische bevolking en de ver zorgende bedrijven. Aan hem en anderen de taak die zaak netjes 'op te poetsen'. In een tijdsbestek van tien jaar verzorgde hij (mede) zo'n duizend propaganda-avonden over die aangelegenheid. Vergaderingen met 1000 aanwezigen waren geen uitzondering. Zijn grootste gehoor omvatte achttienhonderd personen. Was het geen geweldige verandering in vergelijking met de jaren voor de klas? Hendrickx: 'Och, dat viel wel mee. De klas was wat groter en je praatte maar over een enkel onder werp, ja. Dat waren verschillen. Maar voor de rest bleef het eigenlijk toch een onderwijstaak. Zoals het schrijven van een folder in wezen ook een vorm is van les geven, zeg nou zelf.' De onjuiste ideeën en het vele on begrip waarmee hij onder andere tijdens de genoemde bijeenkomsten te maken kreeg, brachten Wim Hendrickx op het idee van een ver helderend boekwerkje. Geleidelijk aan ging ook de stof leven voor hem. Waarmee geenszins gezegd wil zijn dat het allemaal van een leien dakje liep. Dagen, soms weken piekerde de auteur over de manier waarop je kinderen iets zou kunnen bijbrengen over het ingewikkelde renteprobleem of over zulke begrippen als saldo en tegoed. Ten langen leste vond hij er wat op. Hij gebruikte de vergelijking van een boom waarbij het saldo zoveel is als de wel zichtbare maar niet tastbare schaduw van die boom Zo moesten er meer kunst grepen toegepast worden alvorens het eindresultaat bij wijze van proef kon worden gelanceerd. In totaal zouden er nog drie indivi duele en klassikale tests volgen; toen pas kwam 'Tussen duim en wijs vinger' naar buiten. Gebleken was inmiddels dat de stof bij jongens en meisjes een nagenoeg gelijke interes se ontmoette; afhankelijk van het individuele werktempo kon het hele boekwerkje in 2,5 a 5 uur door genomen worden, en het model examen achteraf haalde een hoge gemiddelde score. Het wees op een uitstekend beklijvings-effect. Wim Hendrickx stelt met een zeker ge noegen vast dat hij in al die jaren eigenlijk nimmer voor de noodzaak heeft gestaan het project ingrijpend te veranderen. Wat er zijns inziens wel nog ontbreekt is een soort vervolg op 'Tussen duim en wijsvinger': 'Ik zou graag schrijven over het pro- duktie-, prijs- en marktmechanisme, de kringloop en de produktiefactoren. Daar bestaan bij de mensen echt nog veel scheve ideeën over. Ik zou ze willen leren dat geld een grondstof is en geen consumptiegoed zoals bij voorbeeld aardappelen. Hebben mensen eenmaal dat inzicht, dan kun je hen met een gerust hart geld lenen.' De reacties uit onderwijskringen op 'Tussen duim en wijsvinger' blijven onverdeeld gunstig. Nog steeds be schouwt men de uitgave als 'volledig bruikbaar' en de informatie heet 'up to date'. Dat het (kostbare) initiatief goodwill kweekt voor de Rabobank, staat evenzeer vast.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1976 | | pagina 29