f
ft
Kostbare zalf in een
klein potje
Tol. Even denk je aan een grijs ver
leden, zware kettingen of kolossale
poorten die knarsend open zwaaien.
In het herfstige heden, niet minder
grijs, is er een roodwitte slagboom
voor in de plaats gekomen, volauto
matisch gekoppeld aan een verkeers
licht zonder middengolf. Ook de
tarieven zijn van deze tijd. Het tol-
gaardershuisje is een glazen kooi,
uitgerust met elektronisch kas
register. Daar zetelt hij, de portier van
Colijnsplaat. Een geruite plaid over de
benen moet nog enige bescherming
bieden tegen de bijtende kou hier aan
de zuidkant van de Zeelandbrug. Bij
elke arriverende auto flitst een hand
bijna robotachtig uit het doorgeef
luikje. Kassa. 'Hoge tarieven? Och
meneer, daar verbaast alleen een in
cidentele bruggebruiker zich bij hoge
uitzondering over. De eigen mensen?
Nee. Dat ze op een eiland geboren
zijn, het heeft ze altijd geld gekost.
Men is eraan gewend. Bij de veer
ponten kon je daar vaak nog eens de
lange wachttijden bijtellen. En zo'n
veer vertrok meestal al vrij vroeg
's avonds voor de laatste beurt'. Weer
zwaait de slagboom stram omhoog.
Rijden maar.
Mondjesmaat rijzen aan de einder wat
uitgeklede bomen op. Rechts de
strakke dijk, verhoogd met betonnen
muurtjes die zijn genoemd naar hun
ontwerper, ingenieur De Muralt. Op
een strategisch punt hebben actie
voerders ze met leuzen voor het be
houd van de Oosterschelde volge-
kalkt. Geen weggebruiker die Noord-
Beveland en dus Colijnsplaat be
nadert via de Zeelandbrug kan eraan
voorbijzien.
Terwijl nevel het landschap alweer
langzaam afdekt, wenkt in de verte
Colijnsplaat met de wieken van een
draaiende molen. Het betreft een van
de twee exemplaren die het dorps
silhouet nog accentueren, ieder op
geheel eigen wijze. De tweede 'mole
naar' van Colijn is een Duitser, de
nieuwe eigenaar sinds kort. Men ziet
hem maar spaarzaam in het dorp.
Spoedig zal blijken dat het gegeven
een wezenskenmerk van dit gebied
verraadt. We leggen dan ons oor te
luisteren bij de plaatselijke Rabobank
waar directeur De Wild en zijn be
stuursvoorzitter Piet Bom bereidwillig
als gesprekspartners fungeren.
Met de viering van het 60-jarig
bestaansfeest dit jaar in het vooruit
zicht blikt men toch nog graag even
terug op de luisterrijke viering van het
veertigjarige jubileum. Zonder
noemenswaardige concurrentie van
de televisie kon men toen een uit
voerig feest ten beste geven dat vier
luisterrijke herhalingen beleefde.
Negenhonderd mensen zagen een
kostelijke revue. Nu zijn er geen
grootse voornemens. 'Het zal on
doenlijk zijn zo'n evenement van toen
te evenaren bij het diamanten feest.
Maar de 'Krsplaetenaers' zullen zich
heus ook nu niet onbetuigd laten,'
verzekeren de heren met overtuiging.
Daarvoor kent het tweetal de pappen
heimers nog te goed. 'We zijn een
kleine bank, ja,' beaamt Piet Bom des
gevraagd na een haast onmerkbare
aarzeling. De uitspraak wordt direct
ook gevolgd door de toevoeging:
'Maar meneer, weet wel: in de kleinste
potjes bewaart men doorgaans de
kostbaarste zalf.' Zo. Die zit, denkt de
vriendelijke man wiens woorden veel
al in meterslange zinnen worden
samengevat.
Door de toon waarop ze worden voor
gedragen, lijken het wel dichtregels
bovendien. Terwijl Bom zijn verfijnde
sigarettepijpje met een lachje op
nieuw bedrijfsklaar maakt, gaat
directeur De Wild wat dieper in op
enkele gegevenheden van zijn bank.