was 120 jaar geleden eerste coöperatie !9q2fi9mfi2 'Er worden nog steeds coöperaties opgericht' door Mariëlle Oostveen Acht akkerbouwers richtten op 8 oktober 1877 in Aardenburg in Zeeuws Vlaanderen de eerste coöperatie op landbouwgebied op. De naam was'Welbegrepen Eigen be lang'. De acht Zeeuwen waren er vroeg bij. De eerste wettelijke regeling van de coö peratie dateert van 1876. Daarna zochten meer boeren samenwerking om sterker te staan in de markt. Op allerlei gebied. De eerste coöperatieve zuivelfabriek is van 1886 en de eerste coöperatieve groenteveiling komt in 1889 in Broek op Langedijk. De eerste coöperatieve bank (Lonneker) ontstond 'pas' in 1896. De oorspronkelijke acht leden van de kunstmest-aankoopvereniging kre gen spoedig gezelschap. In 1878 waren er al 28 leden en in 1890 140. Ook het zakenvolume van 'Welbegrepen Eigen be lang' steeg fors: in 1878 werd voor ƒ2.124,- aangekocht en in 1888 was dat al voor ƒ12.008,47 en een halve cent. Voor de opkomst van de landbouwcoöpe raties zijn twee oorzaken te noemen. In de eerste plaats konden boeren via een coöpera tie profiteren van de economische voordelen van de gezamenlijke aankoop van kunstmest en pootgoed respectievelijk de verkoop en verwerking van producten, zoals melk op grote schaal. Bij de handel in kunstmest en in veevoer konden zeer grote kortingen worden verkregen als men in het groot aankocht en ook de transportkosten waren veel geringer. Ook kwaliteit speelde een rol. Geknoei met de samenstelling was immers dagelijkse prak tijk. Vuist maken jn tweede plaats wilden de boeren op de markt een vuist kunnen maken. Tot halverwege de 19de eeuw produceerden zij in hoofdzaak wat ze voor eigen consump tie en als voer voor hun dieren nodig had den. Er was voornamelijk sprake van ruil handel. Door de overgang naar een geld- en markteconomie vormden tussenhandelaren en winkeliers het contact met de klanten. Die tussenhandelaren hadden de macht en door onderlinge afspraken bepaalden zij de prijs die de boeren voor hun producten ontvingen. Door koppelverkoop en leverancierskrediet - de boeren konden zaaizaad krijgen van de handelaar als zij later hun graan aan hem le verden - bleven de boeren afhankelijk. Nederland liep bij het oprichten van land bouwcoöperaties achter op de buurlanden. Progressieve Friese boeren bezochten eerst een aantal keren coöperatieve melkfabrieken in Denemarken voordat zij zelf de eerste melkfabriek in Warrega oprichtten. Opval lend is dat de coöperaties het eerst opkwa men in het noorden, oosten en zuiden van het land. "Daar was de afhankelijkheid van han delaren het grootst", vertelt Wim van Die penbeek. Hij is adviseur bij het RIAS (Rural Investment Advisory Services), een dochter- Wim van Diepenbeek onderneming van Rabobank Nederland. Hij werkt in Roemenië mee aan de uitbouw van zuivelcoöperaties en in Polen van tuinbouw- coöperaties. In 1990 promoveerde hij op een proefschrift over de coöperatie. Inmiddels is hij buitengewoon hoogleraar in 'De Coöpe ratieve Onderneming' aan de universiteit Maastricht. Cebeco ook oudje p>e aankO0p- en afzetcoöpe- raties zijn al twintig jaar in volle gang, voor dat de eerste coöperatieve bank wordt opge richt. Van Diepenbeek: "Knelpunten in de kredietverlening waren er wel, maar de orga nisatiedrempel van kredietorganisaties was hoger dan die van aankoop en afzetcoöpera- ties." Veel van de oorspronkelijke aankoopver enigingen zijn inmiddels opgeheven of opge gaan in andere verenigingen. Van 'Welbegre pen Eigen Belang' bijvoorbeeld is niet eens te achterhalen wanneer de vereniging is opge heven. Een bekende naam waarvan de histo rie teruggaat tot 1899 is Cebeco. Landbouw belang en Avebé zijn opgericht in respectie velijk 1915 en 1919. Veel van de nog bestaande coöperaties zijn zich aan het her oriënteren. Van Diepenbeek: "De coöpera ties onderhouden het contact met de markt. Je ziet dat de afnemerskant is veranderd. De consumenten zijn kritischer, bijvoorbeeld op productiemethoden. En allerlei internationa le winkelketens, zoals Albert Heijn, zijn een steeds sterkere marktpartij. De coöperaties moeten naar de leden vertalen wat de markt vraagt en ze moeten het assortiment op die vraag afstemmen. Zij moeten hun leden ook doorgeven dat het in hun eigen belang is als ze die kwaliteit leveren. Anders krijgen ze geen goede prijs meer." Dat coöperatieve ondernemingen niet uit de tijd zijn, mag ook blijken uit het feit dat de Internationale Businesschool Nijenrode onlangs ook een hoogleraar 'Coöperatief Ondernemerschap' heeft benoemd. Van Die penbeek: "Er worden ook nog steeds coöpe raties opgericht. De coöperatie van geiten houders Amalthea bijvoorbeeld is pas tien jaar oud en heeft nu 60 leden." A

Rabobank Bronnenarchief

blad 'RaboMagazine' | 1997 | | pagina 13