verzekerd voor de Nederlandse volksverzekeringen. Zij hoeven
vanaf dat moment dus ook geen premie volksverzekeringen meer te
betalen en zij bouwen geen AOW-aanspraken meer op. Zij kunnen
zich natuurlijk wel vrijwillig bijverzekeren.
Het voorstel betekent echter niet dat elders wonende Nederlanders
die reeds een uitkering ontvangen, deze verliezen.
Fiscale behandeling pensioenen
Eind 1998 werd het wetsvoorstel 'Fiscale behandeling pensioenen' in
de Tweede Kamer besproken. Nadat de Eerste Kamer de wet had
aangenomen, is deze op 1 juni 1999 van kracht geworden. De
belangrijkste wijzigingen hebben betrekking op het
opbouwpercentage en de pensioenleeftijd. Vanaf 1 juni 2004 moeten
alle pensioenregelingen voldoen aan de nieuwe wet.
Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste wijzigingen.
Opbouwpercentages
Het opbouwpercentage bij middelloonregelingen mag 2,25% per
dienstjaar bedragen. Bij eindloonregelingen geldt 2% per dienstjaar.
Bij een pensioen op basis van beschikbare premie worden de rechten
tijdsevenredig opgebouwd. Daarbij is het uitgangspunt dat het
opgebouwde pensioen na 35 dienstjaren niet méér bedraagt dan
70% van het loon op dat tijdstip. Uit het wetsvoorstel blijkt dat er
vanuit de fiscale optiek geen ruimte meer is voor een
eindloonregeling op basis van het levensjarenbeginsel. Bestaande
regelingen op basis van het levensjarenbeginsel blijven ongemoeid.
Opbouw eindloonstelsel
Voor de opbouw van het ouderdomspensioen volgens het
eindloonstelsel geldt het volgende uitgangspunt. Na 35 dienstjaren
kan op 60-jarige leeftijd een pensioen zijn opgebouwd van 70% van
het eindloon, inclusief inbouw van de AOW-uitkering. Wie langer
werkt dan 35 jaar, kan meer pensioen opbouwen dan 70%, maar in
beginsel nooit meer dan 100%.
Bij demotie en deeltijdwerken binnen tien jaar vóór de
pensioendatum wordt het mogelijk om de pensioenopbouw te
continueren op basis van het oude salarisniveau.