Inhoudsopgave Bestuursverslag Corporate governance
heeft betrekking op default classificaties. D1 staat voor 90
dagen achterstand, D2 voor een hoge waarschijnlijkheid dat
de debiteur niet kan betalen, D3 houdt in dat de debiteur niet
aan zijn verplichtingen kan voldoen en dat uitwinning aan
de orde is, en D4 is de status van faillissement. Conform deze
benadering vormen alle exposures met een D-rating de totale
non-performing exposure.
Naast de genoemde RRR maakt de Rabobank voor interne rap
portages gebruik van het zogeheten Loan Quality Classification
System (LQC). Dit systeem onderscheidt vijf categorieën: conti
nuïteit, aandachtbehoevend, kwetsbare continuïteit, dreigende
discontinuïteit en discontinuïteit. De focus ligt hierbij op de
ontwikkelingen in de geclassificeerde portefeuille, bestaande
uit de classificaties kwetsbare continuïteit, dreigende discon
tinuïteit en discontinuïteit. De exposures in deze portefeuille
worden (minstens) twee keer per jaar gereviseerd en behandeld
door de afdeling Bijzonder Beheer.
In externe rapportages legt de Rabobank de focus op de niet-
presterende leningen. Deze voldoen aan minstens een van de
volgende criteria:
Materiële leningen met een achterstand groter dan 90 dagen.
Het is waarschijnlijk, dat de debiteur zijn schuld (hoofdsom,
rente of provisies) niet volledig zal voldoen, zonder dat de
bank haar toevlucht neemt tot uitwinning van zekerheden
(indien aanwezig), ongeacht de dagen of het bedrag in ach
terstand.
De Rabobank heeft beleid ontwikkeld om ieder kwartaal
haar forbearance-portefeuille te monitoren. Forbearance kan
vertaald worden met 'clementie'of'respijt'. De forbearance-
portefeuille bestaat uit klanten van de Rabobank waarvoor
dergelijke maatregelen zijn getroffen. De maatregelen
onder deze noemer bestaan uit concessies aan debiteuren
met (aanstaande) financiële problemen. Een concessie refereert
aan een van de volgende acties:
Een wijziging in de oorspronkelijk overeengekomen voor
waarden van een lening als adequate oplossing voort
vloeiend uit financiële problemen ('problematische leningen')
van de debiteur. Deze oplossingen/wijzigingen zouden niet
toegewezen zijn als de debiteur niet in financiële problemen
zou zitten.
Een (gedeeltelijke) herstructurering van de financiering van
een problematische lening, die niet aangeboden zou worden
als de debiteur niet in financiële problemen zou zitten.
De rationale voor het monitoren van dit deel van de portefeuille
ligt in de zorgen van de Europese toezichthouders over de ver
slechtering van de kwaliteit van de portefeuille. Forbearance-
Jaarrekening Rabobank Groep Jaarrekening Rabobank Pillar 3
maatregelen zouden deze verslechtering van de portefeuille
kunnen camoufleren, doordat debiteuren dankzij de concessies
langer aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen.
CRR (CRD IV)-compliance
De Rabobank hanteert voor het grootste deel van haar krediet
portefeuille de Advanced IRB-benadering om haar regulatory
capital vereisten te berekenen conform CRR (CRD IV). Dit is de
meest risicogevoelige vorm van de CRR (CRD IV)-kredietrisico-
benaderingen en betekent tevens dat de Rabobank gebruik
maakt van interne ratingmodellen. De Rabobank combineert
CRR (CRD IV)-compliance met een intern economie capitalraam-
werk. Deze werkwijze bevat de belangrijkste risicocomponenten
voor intern risicomanagement en voor risicomanagement
processen. De belangrijkste voordelen zijn een efficiënter
kredietgoedkeuringsproces, verbeterde interne kredietrisi-
comonitoring en -rapportage en het gebruik van economie
capital. Een ander belangrijk aspect bij de kredietaanvraag is de
Risk Adjusted Return On Capital (RAROC). Ditfaciliteert betere
besluiten op kredietaanvragen. De Advanced IRB-benadering
gebruikt onder andere de Probability of Default (PD), Loss Given
Default (LGD) en de Exposure at Default (EAD).
De EAD is de verwachte exposure van de bank op het moment
dat een tegenpartij in gebreke zou blijven. Eind 2015 bedroeg
de EAD van de totale Advanced IRB-kredietportefeuilIe van
de Rabobank 594 (582) miljard euro. De EAD is inclusief de
verwachte toekomstige benutting van kredietruimte.
Van de totale performing Advanced IRB-kredietportefeuilie
van de Rabobank is de met de EAD gewogen PD eind 2015
0,98% (1,05%). De licht verbeterde PD is niet alleen het gevolg
van een gewijzigde faalkans van de bestaande debiteuren, maar
ook van wijzigingen in de samenstelling van de portefeuille (in-
en uitstroom van klanten), van de implementatie van nieuwe
modellen en van beleidswijzigingen.
De PD alleen geeft alleen weer in hoeverre verwacht wordt dat
cliënten al dan niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen.
De PD zegt niets over het mogelijke verlies, omdat de Rabobank
veelal heeft gezorgd voor aanvullende dekking. Deze aanvul
lende dekking vindt zijn weerslag in het LGD, waarin ook de
herstructureringsperspectieven zijn meegenomen. De LGD is de
schatting van het economische verlies in geval van default van
de debiteur, uitgedrukt als een percentage van de EAD. Per eind
2015 is het LGD-percentage van de totale Advanced IRB-porte-
feuille van de Rabobank 25,0% (23,2%).
88 Rabobank Jaarverslag 2015