Inhoudsopgave Bestuursverslag Corporate governance Het is waarschijnlijk, dat de debiteur zijn schuld (hoofdsom, rente of provisies) niet volledig zal voldoen, zonder dat de bank haar toevlucht neemt tot uitwinning van zekerheden (indien aanwezig), ongeacht de dagen of het bedrag in achterstand. De algemene voorziening betreft de voorziening die wordt vastgesteld voor het deel van de portefeuille dat per balans datum de facto wel impaired is, maar nog niet als zodanig geïdentificeerd is (IBNR: incurred but not reported) in de risicosystemen van de bank. Ook hier worden Basel li-parame ters, aangepast aan de IFRS-richtlijnen en aan de actualiteit, gebruikt voor het vaststellen van de voorziening. Belangrijk bij de bepaling van de algemene voorziening is de zogeheten Loss Identification Period (LIP) welke de periode aangeeft tussen het moment dat een loss event bij de cliënt plaatsvindt en het moment dat de bank dit in de risicosystemen heeft vastgelegd. De LIP wordt aangeduid in maanden en verschilt per portefeuille. Het management beoordeelt op iedere balansdatum of er objectieve aanwijzingen bestaan datgeherclassificeerde leningen die voorheen als voor verkoop beschikbare activa waren opgenomen, een bijzondere waardevermindering hebben ondergaan. Voor uitzettingen die binnen CRD IV worden gekwalificeerd als corporate uitzettingen, worden de uitzettingen gemeten volgens het één-obligor principe. Dit principe houdt in dat de goedgekeurde limiet voor een debiteur van toepassing is op de som van alle uitzettingen - inclusief derivaten, garanties en der gelijke - van de debiteurengroep waartoe de debiteur behoort. Tot een debiteurengroep behoren alle debiteuren die vallen binnen de economische entiteit waarin juridische entiteiten en bedrijven organisatorisch verwant zijn. Daarnaast behoren ook de meerderheidsaandeelhouders tot de economische entiteit. Het één-obligor principe is entiteit overstijgend; de uitzet tingen van de debiteuren groep over alle groepsonderdelen worden meegenomen. 2.16 Immateriële activa 2.76.7 Goodwill Goodwill Goodwill vertegenwoordigt het bedrag waarmee de kostprijs van een overname de reële waarde te boven gaat van het aandeel van de Rabobank in de nettoactiva en de voorwaar delijke verplichtingen van de verworven dochteronderneming op de overnamedatum. Bij iedere overname wordt het overige belang derden in de overgenomen entiteit gewaardeerd tegen reële waarde of tegen het proportionele deel van de iden tificeerbare activa en passiva van de overgenomen entiteit. Jaarlijks, of vaker als er aanwijzingen zijn, wordt er een impair- menttest uitgevoerd om vastte stellen of een bijzondere waardevermindering heeft plaatsgevonden. Jaarrekening Rabobank Groep Jaarrekening Rabobank Pillar 3 Ontwikkelingskosten van software Kosten in verband met de ontwikkeling of instandhouding van software worden verantwoord als een last wanneer zij worden gemaakt. Kosten die direct worden gemaakt in verband met identificeerbare en unieke softwareproducten waarover de Rabobank de zeggenschap heeft en die waarschijnlijk gedu rende een periode langer dan een jaar economische voordelen zullen opleveren die de kosten te boven gaan, worden ver antwoord als immateriële activa. Directe kosten omvatten ook personeelskosten van het softwareontwikkelingsteam, financie ringskosten en een geëigend deel van de relevante overhead. Uitgaven die de prestaties van software verbeteren ten opzichte van hun oorspronkelijke specificaties worden aan de oor spronkelijke kostprijs van de software toegevoegd. Software- ontwikkelingskosten worden verantwoord als activa en lineair afgeschreven over hun gebruiksduur van maximaal vijfjaren. Overige immateriële vaste activa De overige immateriële vaste activa bestaan voornamelijk uit immateriële vaste activa die nieuw zijn geïdentificeerd bij bedrijfscombinaties en worden afgeschreven overeenkomstig de looptijd van de activa. De activa worden jaarlijks beoordeeld op bijzondere waarde vermindering, op basis van verwachte toekomstige cashflows. Een bijzondere waardevermindering wordt opgenomen als verwachte toekomstige winsten de waarde van het actief niet ondersteunen. Bijzondere waardevermindering van goodwill Goodwill wordt jaarlijks in het vierde kwartaal van het boekjaar, of vaker als er een indicatie is die wijst op een mogelijke bijzondere waardevermindering, getoetst op bijzondere waardevermindering dooreen vergelijking van de realiseerbare waarde met de boekwaarde. De hoogste van de bedrijfswaarde enerzijds en de reële waarde verminderd met verkoopkosten anderzijds bepaalt de realiseerbare waarde. Het type van over genomen onderneming is bepalend voor de definiëring van kasstroomgenererende eenheden. De bedrijfswaarde van een kasstroomgenererende eenheid wordt bepaald door berekening van de contante waarde van de verwachte toekomstige kasstromen van die kasstroomgenere rende eenheid met de rentevoet voor belasting. De belangrijkste aannames die zijn gebruikt in het kasstroom model zijn afhankelijk van de inputgegevens die verschillende financiële en economische variabelen weerspiegelen, zoals de risicovrije rente in een land en een premie die het inherente risico van de betreffende entiteit weergeeft. Deze variabelen worden bepaald op basis van een beoordeling door het management. Bijzondere waardeverminderingen van goodwill worden in de winst-en-verliesrekening verantwoord als 'Bijzon dere waardevermindering van goodwill'. 272 Rabobank Jaarverslag 2015

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 2015 | | pagina 273