Een belangrijk voordeel dat samenhangt met het gebruik van het economic-capitalraamwerk is
een gestroomlijnd en efficiënt goedkeuringsproces. Door het gebruik van de Basel ll-parameters
en RAROC zijn kredietbeoordelaars en kredietcommissies nog beter in staat om afgewogen
kredietbesluiten te nemen, leder bedrijfsonderdeel van de Rabobank Groep heeft een doel
stelling voor de RAROC op klantniveau vastgesteld voor zakelijke klanten. Dat is naast de
kredietkwaliteit een belangrijke factor bij het nemen van besluiten over specifieke krediet
aanvragen. Daarnaast vormen de genoemde Basel ll-parameters een belangrijk onderdeel van
de managementinformatie op portefeuilleniveau.
De EAD is de verwachte exposure van de bank op het moment dat een tegenpartij in gebreke
zou blijven. Eind 2013 bedraagt de EAD van de totale Advanced IRB-kredietportefeuille van de
Rabobank Groep 574 (606) miljard euro. De EAD is inclusief de verwachte toekomstige benutting
van kredietruimte.
Van de totale performing Advanced IRB-kredietportefeuille van de Rabobank Groep is de met
de EAD gewogen PD eind 2013 1,12% (1,03%). De licht verslechterde PD is niet alleen het
gevolg van een gewijzigde faalkans van de bestaande debiteuren, maar ook van wijzigingen in
de samenstelling van de portefeuille (in- en uitstroom van klanten), van de implementatie van
nieuwe modellen en van beleidswijzigingen.
Een kanttekening hierbij is dat de PD alleen weergeeft in hoeverre verwacht wordt dat cliënten
al dan niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen. De PD zegt niets over het mogelijke verlies,
omdat de Rabobank Groep veelal heeft gezorgd voor aanvullende dekking. Deze vindt zijn
weerslag in het LGD, waarin ook de herstructureringsperspectieven zijn meegenomen. De LGD
is de schatting van het economische verlies in geval van default van de debiteur, uitgedrukt als
een percentage van de EAD. Per eind 2013 is het LGD-percentage van de totale Advanced IRB-
portefeuille van de Rabobank Groep 21,8% (21,8%).
Waardeveranderingen en voorzieningen voor kredietverliezen
EDTF-aanbeveling 28 Nadat een krediet is verstrekt, vindt doorlopend kredietbeheer plaats. Daarbij wordt nieuwe
(financiële en niet-financiële) informatie beoordeeld. Nagegaan wordt of de cliënt de gemaakte
afspraken nakomt en of nog steeds kan worden verwacht dat dit ook in de toekomst het geval
zal zijn. Als het vermoeden bestaat dat dit niet het geval zal zijn, wordt het kredietbeheer
geïntensiveerd, wordt de frequentie van monitoring verhoogd en worden kredietcondities
scherper bewaakt. Wanneer bij grotere en meer complexe financieringen de bedrijfscontinuïteit
in het geding is, vindt veelal begeleiding plaats door een speciale afdeling binnen de Rabobank
Groep. Als het waarschijnlijk is dat de debiteur niet in staat is om de aan de Rabobank Groep
verschuldigde bedragen te voldoen in overeenstemming met de contractuele voorwaarden, is
sprake van een zogeheten impairment. Indien nodig, wordt dan een voorziening getroffen ten
laste van het resultaat. De voorziening voor kredietverliezen bestaat uit drie componenten:
de specifieke voorziening die op individuele basis wordt vastgesteld voor onvolwaardige en
qua omvang significante zakelijke kredieten. Deze voorziening is gelijk aan de exposure op de
cliënt, verminderd met de contante waarde van de toekomstige te ontvangen kasstromen;
de collectieve voorziening die wordt vastgesteld voor onvolwaardige kredieten die individueel
qua omvang niet significant zijn, met name in de particuliere en kleinzakelijke sfeer.
Hierbij wordt de voorziening vastgesteld op portefeuilleniveau met behulp van Basel ll-
parameters, aangepast aan de IFRS-richtlijnen;
de algemene voorziening die wordt vastgesteld voor het deel van de portefeuille dat
per balansdatum de facto wel impaired is, maar nog niet als zodanig geïdentificeerd zijn
(IBNR; incurred but not reported). Ook hier worden Basel ll-parameters, aangepast aan de
IFRS-richtlijnen, gebruikt voor het vaststellen van de voorziening.
74 Jaarverslag 2013 Rabobank Groep