om de juiste medewerkers aan te kunnen trekken ofte behouden. Bij de invulling van haar
beloningsbeleid heeft de Rabobank oog voor de langetermijnbelangen van haar klanten en van
de stabiliteit van de bank zelf. Met het oog op haar concurrentiepositie op de arbeidsmarkt
moet de bank marktconform betalen, zowel in het binnenland als in het buitenland.
Het risico bestaat dat Nederlandse banken onvoldoende in staat zullen zijn om sommige hoog
waardige financiële specialisten aan te trekken en/ofte behouden. Het gaat om een beperkt
aantal specialisten die erg mobiel zijn tussen landen en sectoren. De Rabobank past voor deze
specialisten een andere beloningsverhouding toe, waarbij als duidelijke randvoorwaarde geldt
dat er zowel intern als extern een adequaat toezicht is ingericht, vooral ten aanzien van de, in
bijzondere gevallen, hogere variabele beloningen.
Raad van bestuur
Het beloningspakket van de raad van bestuur bestaat uit vast inkomen, pensioen en een
managementtoeslag die dient als vaste onkostenvergoeding. Vanaf 2013 komt de raad van
bestuur niet meer in aanmerking voor variabel inkomen. Dit bestanddeel is geschrapt uit het
beleid, zonder hier een compensatie in vast inkomen tegenover te stellen. Met het afschaffen
van de variabele beloning geeft de Rabobank aan gevoelig te zijn voor de maatschappelijke
kritiek op dit vlak. Eind 2012 is voor de raad van bestuur al de zogenaamde EK-toeslag vervallen.
Hier is (in 2012) een eenmalige compensatie voor verstrekt; dit heeft dus niet geleid tot een
structurele verhoging van het vaste inkomen. De raad van bestuur komt verder ook niet in
aanmerking voor long term incentives, of vergelijkbare benefits.
Net als voor andere medewerkers zijn voor de raad van bestuur salarisschalen vastgesteld met
een schaalminimum en -maximum. Deze zijn als volgt:
in euro's
Minimum
Maximum
Voorzitter raad van bestuur
923.500
1.154.400
Leden raad van bestuur
707.200
884.000
De feitelijke salarissen liggen binnen deze bandbreedte. De schaalmaxima voor de raad van
bestuur zijn op basis van een representatieve peer group in 2008 vastgesteld en sindsdien niet
meer gewijzigd. In 2013 is de remuneratie van de raad van bestuur opnieuw door een extern
bureau (Hay Group) met de externe markt vergeleken op basis van twee referentiemarkten,
te weten een financiële en een niet-financiële referentiemarkt. Er is niet gekozen voor één
gecombineerde groep, aangezien er te veel verschil bestaat in de onderliggende dynamiek
binnen deze twee groepen. In beide referentiegroepen komen zowel beursgenoteerde als
niet-beursgenoteerde ondernemingen voor. De financiële, sectorspecifieke referentiemarkt is
bepaald binnen een internationale/Europese context. Deze referentiegroep bestaat uit de
volgende ondernemingen: Crédit Agricole, Banco Santander, Société Générale, Groupe BPCE,
UniCredit, ING Bank, Nordea Bank, Intesa Sanpaolo, BBVA, Commerzbank, Danske Bank, DZ Bank,
ABN AMRO en Caixabank. Nederland kent onvoldoende vergelijkbare spelers binnen de financiële
dienstverlening. De groep van 'cross industry'ondernemingen in Nederland is bepaald door te
kiezen voor ondernemingen in Nederland die qua omvang en complexiteit goed vergelijkbaar
zijn. Deze cross industry referentiegroep bestaat uit de volgende ondernemingen: ABN AMRO,
AEGON, Ahold, Akzo Nobel, DSM, FrieslandCampina, Heineken, ING Bank, ING Verzekeringen,
KPN, Philips, Randstad, SHV Holding en TNT Express. De uitkomsten van de marktvergelijkingen
laten zien dat de totale beloning van alle leden van de raad van bestuur tot de onderste 25%
van beide referentiegroepen behoort en daarmee ruim lager is dan de mediaan van de markt
waarmee is vergeleken. Dit wordt veroorzaakt door het ontbreken van korte termijn en lange
termijn variabele beloning in het pakket, wat in de rest van de markt wel gebruikelijk is.
Jaarverslag 2013 Rabobank Groep