Eigen vermogen Ontwikkeling vermogen Vermogenseisen Voortgang realisatie financiële doelstellingen Regulatory capital De particuliere spaargelden vormen de belangrijkste component van de toevertrouwde middelen. Zowel binnen als buiten Nederland was er sprake van een verdere groei van de spaargelden. Op groepsniveau stegen deze middelen met 7% tot 149,7 (140,0) miljard euro. De spaargelden zijn voor 83% geplaatst bij het binnenlands retailbankbedrijf en voor 17% bij het internationaal retailbankbedrijf. Veel Nederlandse particulieren kozen er in 2012 voor om extra te sparen. Dit resulteerde in een verdere groei van de spaargelden bij de lokale Rabobanken. Ook droeg de overname van Friesland Bank bij aan de groei van deze middelen in Nederland. In 2012 was Rabobank International wederom succesvol in het aantrekken van spaargelden via haar internetspaar banken buiten Nederland. In het verslagjaar werd ook in Duitsland het International Direct Banking-concept geïntroduceerd, onder de naam RaboDirect. Hierdoor steeg het aantal klanten dat bankiert bij een van de zes buitenlandse internetspaarbanken tot 670.000 (472.000) en namen deze spaargelden met 48% toe tot 24,2 (16,4) miljard euro. in miljarden euro's 50 Overige belangen van derden Hybride vermogen Rabobank Ledencertificaten Reserves en ingehouden winsten 0 2008 2009 2010 2 Per eind 2012 kwam het eigen vermogen van de Rabobank Groep uit op 44,6 (45,0) miljard euro. Winstinhouding en de gedeeltelijke omwisseling van Rabo Extra Ledenobligaties in Rabobank Leden certificaten voor een bedrag van 0,2 miljard euro resulteerden in een stijging van het eigen vermogen. Daarnaast nam het belang van derden af als gevolg van de afronding van de verkoop van Sarasin. De aflossing van Capital Securities met een omvang van 750 miljoen US dollar zorgde eveneens voor een daling van het eigen vermogen. Het eigen vermogen bestaat voor 63% uit reserves en ingehouden winsten, voor 15% uit Rabobank Ledencertificaten, voor 19% uit hybride vermogen en voor 3% uit overige belangen van derden. In 2012 zijn drie achtergestelde leningen uitgegeven voor 500 miljoen GB-Pound, 1 miljard euro en 1,5 miljard US-dollar. in miljarden euro's 45 E Als gevolg van de winstontwikkeling daalde in 2012 het rendement op het tier 1-vermogen - waarbij de nettowinst wordt gedeeld door het tier 1-vermogen aan het begin van het jaar - met 2,0 procentpunt tot 5,6% (7,6%). De Rabobank handhaaft de langetermijndoelstelling van 8%. De core tier 1-ratio drukt het core tier 1-vermogen uit als percentage van de risicogewogen activa. In 2012 verbeterde deze ratio - met name door winstinhouding - van 12,7% tot 13,2%. Tot 2016 wil de Rabobank de core tier 1-ratio verder laten stijgen door de winstgevendheid te verbeteren en keuzes te maken op het gebied van activagroei. De Rabobank streeft naar een core tier 1-ratio van 14%. In het verslagjaar was sprake van een geringe groei van de kredietverlening in combinatie met een marginale daling van de toevertrouwde middelen. De loan-to-depositratio, waarbij de kredietverlening en de toevertrouwde middelen aan elkaar gerelateerd worden, kwam uit op 1,39 (1,38). De komende jaren wordt een lichte groei van de kredietverlening voorzien. Om de gewenste verbetering van de loan-to-depositratio tot 1,3 per eind 2016 te realiseren moeten de toevertrouwde middelen zowel in het binnenland als in het buitenland harder groeien. Eind 2012 kwam het vereiste regulatory capital bij de Rabobank Groep uit op 17,8 (17,9) miljard euro. De kapitaalseis is per saldo licht gedaald. Een stijging als gevolg van de consolidatie van Friesland Bank werd meer dan volledig gecompenseerd door portefeuillebewegingen en portefeuilleaanpassingen in de gehanteerde risicoveronderstellingen bij andere bedrijfsonder delen. Van de totale vermogenseis heeft 89% betrekking op krediet- en transferrisico, 9% op operationeel risico en 2% op marktrisico. De Rabobank Groep berekent het regulatory capital voor krediet risico voor nagenoeg de gehele kredietportefeuille op basis van de door De Nederlandsche Bank (DNB) goedgekeurde geavan ceerde interne ratingbenadering. De standaardbenadering wordt in samenspraak met DNB toegepast op portefeuilles die qua exposure relatief klein zijn en voor enkele kleinere buitenlandse portefeuilles waarvoor de geavanceerde interne ratingbenadering niet voorhanden is. Voor operationeel risico vindt de berekening Overige risico's Operationeel en bedrijfsrisico Rente- en marktrisico Krediet- en transferrisico 8 Jaarverslag 2012 Rabobank Groep

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 2012 | | pagina 9