weerspiegelt het absolute verlies aan marktwaarde van het eigen vermogen als alle rentes op
de geld- en kapitaalmarkten met 1 basispunt stijgen. De EatR geeft aan met welk percentage
de marktwaarde van het eigen vermogen zal dalen wanneer de geld- en kapitaalmarktrentes
met 1 procentpunt stijgen. De latR representeert de grootste negatieve afwijking van het
verwachte renteresultaat in de eerstkomende twaalf maanden als gevolg van een scenario
waarin de geld- en kapitaalmarktrentes in die periode geleidelijk met 2 procentpunten stijgen
en een scenario waarin de marktrentes geleidelijk met 2 procentpunten dalen. Hierbij wordt
geen rekening gehouden met actief ingrijpen van het management, maar wel met door de
renteontwikkeling teweeggebrachte veranderingen in het aflossings- en spaargedrag van
klanten en met wijzigingen in het tariferingsbeleid voor spaarproducten. Om het potentiële
resultaateffect van renteveranderingen in beeld te kunnen brengen, worden naast de twee
standaardscenario's nog andere scenario's doorgerekend, waaronder een verstelling en
vervlakking van de rentecurves. Verder wordt voor renterisico ook economie capital berekend
en aangehouden en voert de Rabobank Groep in aanvulling op de maandelijkse rentegevoelig
heidsmetingen periodiek analyses uit, waarbij van één of meerdere macro-economische
scenario's het effect op het renteresultaat wordt becijferd.
In 2011 bleven de BPV, EatR en latR ruimschoots binnen de gestelde groepslimieten. De BPV
van de Rabobank Groep bedroeg in 2011 nooit meer dan 25 miljoen euro. De EatR varieerde
in het verslagjaar tussen 2,2% en 5,0%. De latR is in 2011 niet hoger geweest dan 384 miljoen
euro. Dit betrof het scenario waarin alle rentes geleidelijk met 2 procentpunten dalen.
Per 31 december 2011 overschrijdt ook de potentiële impact van andersoortige veranderingen
van de rentecurve, zoals een versteiling of vervlakking, dit bedrag niet. De genoemde risico-
cijfers houden geen rekening met het bijsturen van posities indien de veronderstelde scenario's
zich voordoen.
Funding en liquiditeitsrisico
Liquiditeitsrisico is het risico dat een bank niet tijdig aan al haar (terug)betalingsverplichtingen
kan voldoen, maar ook het risico dat de bank de groei van de activa op enig moment niet, of
niet tegen een redelijke prijs, kan financieren. Deze situatie kan zich voordoen als klanten of
professionele partijen plotseling meer geld opvragen dan verwacht, terwijl de bank niet genoeg
geld in kas heeft en ook het verkopen of belenen van activa of het lenen van geld van derden
geen uitkomst biedt. Een ruime liquiditeitspositie en het behoud van vertrouwen van zowel de
professionele marktpartijen als de particuliere klanten is de afgelopen jaren cruciaal gebleken.
Hierdoor bleef onbelemmerde toegang tot de publieke geld- en kapitaalmarkt verzekerd.
De verantwoordelijkheid voor het dagelijkse beheer van de kortetermijn-liquiditeitspositie is
belegd bij de afdeling Global Financial Markets, onderdeel van Rabobank International.
De uitgifte van langetermijnfunding en het beheer van de structurele positie is belegd bij
Treasury Management, rapporterend aan de CFO. In lijn met de Baselse uitgangspunten is het
beleid gericht op het financieren van de langlopende kredietverlening met stabiele funding,
zijnde toevertrouwde middelen van klanten en langetermijnfunding van de professionele
markten. Het funding- en liquiditeitsrisicobeleid omvat verder onder andere het strikt limiteren
van uitgaande kasstromen binnen het wholesalebankbedrijf, het aanhouden van een omvang
rijke liquiditeitsbuffer en het aantrekken van voldoende langlopende funding op de inter
nationale kapitaalmarkt. Het internationaal retailbankbedrijf wordt geacht zich voor een
belangrijk deel zelf te financieren door middel van het aantrekken van klantmiddelen.
Senior unsecured funding naar valuta
ultimo 2011
Euro 47%
Britse pond 16%
Amerikaanse dollar 14%
Australische dollar 8%
Japanse yen 6%
Overig 9%
Er zijn verschillende methoden ontwikkeld om het liquiditeits
risico te meten en te beheersen. Zo wordt onder andere
gebruikgemaakt van de kernactiva-kernpassivamethode. Het
startpunt van deze analyse is de liquiditeitstypische vervalka-
lender van alle activa en passiva. Vervolgens wordt berekend
welke activa, niet-benutte faciliteiten en passiva waarschijnlijk
nog op de balans staan of komen te staan na veronderstelde
en nauwkeurig gedefinieerde stress-scenario's. Hierbij worden
verschillende periodes gehanteerd. De resterende activa en
passiva worden gedefinieerd als kernactiva en kernpassiva.
50
Jaarverslag 2011 Rabobank Groep