-
-
-
-
Per 31 december 2011 heeft de Rabobank Groep een exposure van 349 miljoen euro uit
hoofde van staatsobligaties uitgegeven door de GlIPS-landen. Daarnaast is er nog een
beperkt exposure op Griekse en Portugese staatsgegarandeerde obligaties. De Portugese
staatsgegarandeerde obligaties zijn in februari 2012 afgelost. De obligaties uitgegeven door
financiële instellingen in de genoemde landen betreffen voornamelijk Spaanse gedekte
obligaties waarbij de uitgevende instelling aanvullende zekerheden heeft verstrekt.
Staatsexposure ultimo 2011 (in miljoenen euro's)
Land
Staatsobligaties
Staats
gegarandeerde
obligaties
Obligaties
uitgegeven door
financiële
instellingen
Totaal
Cumulatieve aanpassingen
ten laste van de winst-
en-verliesrekening
per 31 december 2011
Griekenland
49
38
87
227
Ierland
60
31
91
8
Italië
200
55
255
Portugal
19
60
42
121
23
Spanje
21
23
1.450
1.494
116
Totaal
349
121
1.578
2.048
374
Ten aanzien van de Griekse en Portugese staatsobligaties en enkele obligaties uitgegeven door
financiële instellingen is op basis van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving
geconstateerd dat er sprake is van een bijzondere waardevermindering, en zijn deze posities
afgewaardeerd naar de marktwaarde per 31 december 2011De gemiddelde waardering van
de Griekse staatsobligaties en staatsgegarandeerde obligaties bedraagt per 31 december 2011
28%. De Rabobank Groep evalueert momenteel de verschillende alternatieven voor haar
bijdrage aan de oplossing van de Griekse schuldenproblematiek.
Uitgezonderd posities in Nederlandse, Duitse en Franse staatsobligaties, is het exposure uit
hoofde van staatsobligaties uitgegeven door andere Europese landen zeer beperkt. Er is geen
exposure op Cyprus, Hongarije en Roemenië. De portefeuille Franse staatsobligaties is in 2011
fors gereduceerd tot circa 6 (11) miljard euro.
Renterisico
Onder renterisico wordt het risico verstaan dat het financiële resultaat en/of de economische
waarde van de bank, gegeven de balanssamenstelling, negatief wordt beïnvloed door bewe
gingen in de geld- en kapitaalmarktrentes. Het renterisico van de Rabobank Groep vloeit voor
namelijk voort uit het verschil in rentetypische looptijd tussen uitzettingen en aangetrokken
middelen. Bij renteschommelingen zal het tarief van bepaalde passiva, bijvoorbeeld spaar-
middelen, direct kunnen worden aangepast. Veel activa, zoals hypotheken, hebben daarentegen
een langere rentevastperiode, waardoor het tarief pas op de eerstvolgende renteherzienings-
datum kan worden aangepast. Daarnaast heeft ook klantgedrag invloed op de renterisico-
positie. Zo kunnen leningen vervroegd worden afgelost en kan spaargeld eerder dan verwacht
worden opgenomen. Een belangrijke component in het renterisicobeheer is de behandeling
van de variabele spaargelden. Het gedrag van deze middelen wijkt af van de contractuele
kenmerken, waardoor aanvullende modellering noodzakelijk is.
Binnen de Rabobank Groep wordt het renterisico zo veel mogelijk geconcentreerd binnen
treasury-afdelingen. Deze sturen de renterisicopositie bij met behulp van afdektransacties.
De mate waarin en het moment waarop wordt overgegaan tot afdekking, is onder andere
afhankelijk van de rentevisie en de verwachte balansontwikkeling. Groepsonderdelen hebben
daarbij beperkte vrijheid om binnen de gestelde limieten hun eigen keuzes te maken. Bij het
beheer, de sturing en de limitering van het renterisico wordt naar zowel de korte als de lange
termijn gekeken. Hierbij gebruikt de Rabobank Groep drie kernindicatoren. Dit zijn de basis
puntgevoeligheid (BPV), de Equity at Risk (EatR) en de Income at Risk (latR). Deze indicatoren
brengen het potentiële verlies door renteveranderingen tot uitdrukking en worden maandelijks
berekend. De latR dient als kernindicator voor het renterisico vanuit resultaatperspectief, met
name gericht op de kortere termijn. De BPV en de EatR fungeren als kernindicatoren voor het
renterisico vanuit waardeperspectief en hebben meer betrekking op de lange termijn. De BPV
49
Strategisch kader Hoge kredietwaardigheid: risicomanagement