Landenrisico
Renterisico
Liquiditeitsrisico en funding
verbonden tegenpartijen in aanmerking wordt genomen. Voorts wordt de volledige expo-
sure op de cliënt als impaired aangemerkt, ook als daarvoor bijvoorbeeld volledige dekking
aanwezig is in de vorm van zekerheden. De onvolwaardige kredieten uitgedrukt in
procenten van de private kredietverlening lagen eind 2007 op 1,2% (1,3%).
31-dec-07
31-dec-06
Onvolwaardige kredieten en voorzieningen
(in miljoenen euro's)
Onvolwaardige
kredieten
Specifieke en
collectieve
voorziening5
Balanswaarde
Onvolwaardige
kredieten
Specifieke en
collectieve
voorziening5
Balanswaarde
Binnenlands retailbankbedrijf
2.598
895
1.703
2.617
866
1.750
Wholesalebankbedrijf en internationaal retailbankbedrijf
1.229
637
592
1.455
713
743
Leasing
350
181
169
281
169
111
Overig
21
8
13
2
1
1
Rabobank Groep
4.198
1.720
2.478
4.355
1.749
2.606
Bij landenrisico wordt een onderscheid gemaakt tussen transferrisico en collectief debiteuren
risico. Transferrisico betreft de mogelijkheid dat een buitenlandse overheid beperkingen oplegt
aan de overmaking van gelden van debiteuren in het desbetreffende land aan buitenlandse
crediteuren. Van collectief debiteurenrisico is sprake als een groot aantal debiteuren in een
land niet aan de verplichtingen kan voldoen als gevolg van dezelfde oorzaak, bijvoorbeeld
oorlog, politieke en sociale onrust, natuurrampen, maar ook overheidsbeleid dat er niet in
slaagt macro-economische en financiële stabiliteit te realiseren. De Rabobank Groep
hanteert een landenlimietensysteem ter beheersing van het transferrisico en van het collectief
debiteurenrisico op alle landen. Relevante landen krijgen na zorgvuldig onderzoek een
interne landenrisicorating, waarna transferlimieten en generale limieten worden vastgesteld.
De transferlimieten zijn ingesteld op het zogenoemde netto transferrisico dat gelijk is aan
de totale uitzettingen verminderd met de uitzettingen in lokale valuta, de verkregen garanties
en andere dekkingen voor het transferrisico en een aftrek voor verlaagde weging van
bepaalde producten. De limieten zijn toegewezen aan de kantoren, die vervolgens zelf
verantwoordelijk zijn voor de dagelijkse bewaking van de uitzettingen en daarover rapporteren
aan Group Risk Management.
Op het niveau van de Rabobank Groep wordt per kwartaal het uitstaande landenrisico,
inclusief additioneel kapitaalbeslag en landenrisicovoorziening, gerapporteerd aan de
Balans- en Risico Management Commissie (BRMC) en aan de Landenlimietencommissie.
Berekening van het additionele kapitaalbeslag en de landenrisicovoorziening vindt plaats
s Dit is exclusief de algemene voorziening op grond van richtlijnen van De Nederlandsche Bank en heeft betrekking op landen waar
ad 635 (583) miljoen euro. sprake is van een verhoogd transferrisico.
6Totaal activa, vermeerderd met gestelde garanties, Het netto transferrisico vóór voorzieningen op niet-OESO-landen bedraagt eind 2007
borgtochten en onbenutte kredietfaciliteiten. 1,2% (1,0%) van het balanstotaal.
Risico op niet OESO-landen
(in miljoenen euro's)
Economisch landenrisico (exclusief derivaten)0
Risicoverlagende componenten:
- uitzettingen in lokale valuta
- door derden gedragen landenrisico
- aftrek voor verlaagde weging van transacties
met lager risico
Netto landenrisico vóór voorzieningen
Totaal voorzieningen voor economisch landenrisico
In Europa
924
7
373
294
250
In Latijns-
In Afrika Amerika In Azië/ Pacific
16
182
3.088
1.179
3.171
1.534
Totaal
17.974
6.266
3.130
1.796
6.783
In van het
balanstotaal
U%
In van de totale
voorziening
78
Rabobank Groep Jaarverslag 2007
Renterisico houdt in dat het financiële resultaat en/of de economische waarde van de bank
- gegeven de balanssamenstelling van de bank - kan dalen door ongunstige ontwikkelingen
op de geld- en kapitaalmarkt. Door de activiteiten van de Rabobank Groep ontstaat er een
renterisicopositie. Dit renterisico vloeit voornamelijk voort uit het verschil in de looptijden
van uitzettingen en aangetrokken middelen. Bij rentestijgingen zal het tarief van bepaalde
passiva, bijvoorbeeld deposito's, direct worden aangepast, terwijl het rentetarief van het
grootste deel van de activa pas later kan worden aangepast. Veel activa, zoals hypotheken,
hebben immers een langere rentevastperiode. Het tarief op deze leningen kan dus pas op de
eerstvolgende renteherzieningsdatum worden aangepast. Daarnaast heeft ook klantgedrag
invloed op de renterisicopositie. Zo kunnen leningen vervroegd worden afgelost en kan het
spaargeld eerder dan verwacht worden opgenomen. Met behulp van afdektransacties kan
de aldus ontstane renterisicopositie worden bijgestuurd, waarbij door het aangaan van
tegenovergestelde posities, de totale renterisicopositie wordt verkleind. De mate waarin en
het moment waarop wordt overgegaan tot het afdekken zijn onder meer afhankelijk van de
rentevisie en de verwachte balansontwikkeling.
Bij het beheer, de sturing en de limitering van het renterisico gebruikt de Rabobank Groep
drie indicatoren. Dit zijn de basispuntgevoeligheid (BPV), de Equity at Risk (EatR) en de
Income at Risk (latR). Deze indicatoren geven het potentiële verlies aan. De BPV is het abso
lute verlies aan marktwaarde van het eigen vermogen dat optreedt bij een parallelle stijging
van de gehele rentecurve met 1 basispunt. De BPV is in het verslagjaar niet hoger geweest
dan 25 miljoen euro. De EatR geeft het percentage aan dat de marktwaarde van het eigen
vermogen zal dalen wanneer de rentecurve met 1 procentpunt (parallel) stijgt. De EatR geeft
de gevoeligheid weer van de marktwaarde van het vermogen voor veranderingen in de
rente. De EatR wordt bepaald door enerzijds de absolute renterisicopositie en anderzijds de
omvang van de buffer, de marktwaarde van het vermogen. De EatR is in het verslagjaar niet
hoger geweest dan 8%. De la.tR is, met een bepaalde betrouwbaarheid, het maximale verlies
aan rentewinst in de eerstkomende twaalf maanden als gevolg van een stijging van de geld
en kapitaalmarktrente. De latR is in het verslagjaar niet hoger geweest dan 150 miljoen euro.
De maximale waarden van deze indicatoren zijn gedurende het verslagjaar ruimschoots
binnen de gestelde normen gebleven.
Maandelijks voert de Rabobank Groep aanvullende scenarioanalyses uit, waarbij een inschat
ting wordt gemaakt van de impact van veranderingen in het klantgedrag en in de economische
omgeving. Voor het modelleren van de spaargelden wordt gebruik gemaakt van de zogeheten
replicerende portefeuille. Dit is een op langetermijnontwikkelingen gebaseerde methode
om tariefbewegingen en het klantgedrag met betrekking tot de variabele spaarmiddelen
na te bootsen met een portefeuille van geldmarkt- en kapitaalmarktproducten.
Onder liquiditeitsrisico wordt verstaan het risico dat de bank niet tijdig aan alle (terugbetalings
verplichtingen kan voldoen, maar ook het risico dat de bank de groei van de activa op enig
moment niet, of niet tegen een redelijke prijs, kan financieren. Dit kan voorkomen als
klanten of professionele partijen plotseling meer geld opvragen dan verwacht, terwijl de
bank niet genoeg geld in kas heeft en ook het verkopen van activa of belenen van activa
of het lenen van geld van derden geen uitkomst biedt.
In 2007 is het liquiditeitsrisico nadrukkelijk aanwezig geweest in de financiële markten.
Door gebrek aan onderling vertrouwen, ingegeven door twijfels over de kwaliteit van
bepaalde aan de Amerikaanse subprime hypotheken gerelateerde beleggingen, kwam de
geldmarkt in een aantal gevallen bijna tot stilstand. Door ingrepen van centrale banken werd
het systeem draaiend gehouden, maar dit kon niet voorkomen dat de rentetarieven sterk
stegen, in het bijzonder in de maand december.