Kosten kredietverliezen in miljoenen euro's) Binnenlands retailbankbedrijf Wholesalebankbedrijf en internationaal retailbankbedrijf Leasing Overig Rabobank Groep Kosten kredietverliezen (in basispunten van de gemiddelde kredietverlening) Binnenlands retailbankbedrijf Wholesalebankbedrijf en internationaal retailbankbedrijf Leasing Rabobank Groep 2006 2005 Mutatie 139 176 -21% 234 265 -12% 77 92 -16% -10 450 523 -14% 7 39 53 15 9 52 72 20 een groot aantal debiteuren in een land niet aan de verplichtingen kan voldoen als gevolg van dezelfde oorzaak, bijvoorbeeld oorlog, politieke en sociale onrust, natuur rampen, maar ook overheidsbeleid dat er niet in slaagt macro-economische en financiële stabiliteit te realiseren. De Rabobank Groep hanteert een landenlimietensysteem ter beheersing van het transferrisico en ter monitoring van het collectieve debiteurenrisico in alle landen. Relevante landen krijgen na zorgvuldig onderzoek een interne landeri- risicorating, waarna transferlimieten en een generale indicator worden vastgesteld. De transferlimieten zijn ingesteld op het zogenoemde nettotransferrisico dat gelijk is aan de totale uitzettingen verminderd met de uitzettingen in lokale valuta, de verkregen garanties en andere dekking voor het transferrisico, en verminderd met een aftrek voor verlaagde weging van bepaalde producten. De limieten zijn gealloceerd naar de kantoren, die vervolgens zelf verantwoordelijk zijn voor de dagelijkse bewaking van de uitzettingen en daarover aan Group Risk Management rapporteren. Op Rabobank Groep-niveau wordt per kwartaal het uit staande landenrisico, inclusief additioneel kapitaalbeslag en landenrisicovoorziening, gerapporteerd aan de Balans en Risico Management Commissie Rabobank Groep (BRMC-RG) en aan de Landenlimietencommissie. Berekening van het additionele kapitaalbeslag en de landenrisicovoorziening vindt plaats op grond van richtlijnen van DNB en heeft betrek king op landen waar sprake is van een verhoogd landenrisico. Het nettotransferrisico vóór voorzieningen op niet-OESO- landen bedraagt eind 2006 1,0% (0,8%) van het balanstotaal. Renterisico Naast het marktrisico in de handelsomgeving loopt de Rabobank Groep ook een structureel renterisico in haar balans. Renterisico houdt in dat het financiële resultaat en/of de economische waarde van de bank - gegeven de balanssamenstelling van de bank - kan dalen door ongunstige ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt. Dit renterisico vloeit voornamelijk voort uit het uiteenlopen van de loop tijden van uitzettingen en middelen. Bij rentestijgingen zal het tarief van bepaalde passiva, bijvoorbeeld deposito's, direct worden aangepast, terwijl het rentetarief op de reeds op de balans aanwezige activa pas later kan worden aan gepast. Veel activa, zoals hypotheken hebben immers een langere rentevaste periode. Het tarief op deze leningen kan dus pas op de eerstvolgende renteherzieningsdatum worden aangepast. Daarnaast heeft ook klantgedrag invloed op de renterisicopositie. Zo kunnen bijvoorbeeld leningen vervroegd worden afgelost en kan het spaargeld eerder dan verwacht worden opgenomen. Belangrijke indicatoren die worden gebruikt bij het beheer en de sturing van het renterisico op Rabobank Groep- niveau zijn de basispuntgevoeligheid (BPV), de Equity at Risk (EatR) en de Income at Risk (latR). Deze indicatoren geven het potentiële verlies aan resultaat en waarde aan. Hieronder volgt een nadere toelichting op deze indicatoren. - De BPV is het absolute verlies aan marktwaarde van het Risico op niet OESO-landen (in miljoenen euro's) regio s in Latijns- in Azie/ in Europa in Afrika Amerika Pacific Totaal in van het balanstotaal Economisch landenrisico (exclusief derivaten)1 Risiscoverlagende componenten uitzetting in lokale valuta - door derden gedragen landenrisico - aftrek voor verlaagde weging van transacties met lager risico 6.008 13.124 netto landenrisico vóór voorzieningen 5 1 2.062 1.909 3.977 352 97 1.195 473 2.117 351 22 507 644 1.524 611 62 1.851 2.982 5.506 1,0% in van de totale voorzieningen totaal voorzieningen voor economisch landenrisico totaal activa, vermeerderd met gestelde garanties, borgtochten en onbenutte kredietfaciliteiten eigen vermogen dat optreedt bij een parallelle stijging van de rentecurve met 1 basispunt. De BPV is in het verslagjaar niet hoger geweest dan EUR 20 miljoen. - De EatR geeft het percentage aan dat de marktwaarde van het eigen vermogen zal dalen wanneer de rente curve met 1 procentpunt (parallel) stijgt. De Equity at Risk geeft de gevoeligheid weer van de marktwaarde van het vermogen voor veranderingen in de rente. De Equity at Risk wordt bepaald door enerzijds de absolute renterisico positie en anderzijds de omvang van de buffer (de markt waarde van het vermogen). De Equity at Risk is in het verslagjaar niet hoger geweest dan 7%. - De latR is het, met een bepaalde betrouwbaarheid, maxi male verlies aan rentewinst in de eerstkomende twaalf maanden als gevolg van een stijging van de geld- en kapitaalmarktrente. De Income at Risk is in het verslagjaar niet hoger geweest dan EUR 200 miljoen. Aanvullend worden maandelijks scenarioanalyses uitge voerd, waarin ook veranderingen van klantgedrag zijn gemodelleerd. Zo wordt bijvoorbeeld voor het modelleren van de spaargelden gebruikgemaakt van de zogeheten replicerende portefeuille. Dit is een op langetermijnontwik- kelingen gebaseerde methode om tariefbewegingen en het klantgedrag met betrekking tot de variabele spaarmid- delen na te bootsen met een portefeuille van zowel geld markt- als kapitaalmarktproducten. Ook worden op groepsniveau het benodigde economisch kapitaal en de RAROC uit hoofde van het renterisico gerapporteerd. Het economisch kapitaal dat voor renterisico wordt aan gehouden is gebaseerd op marktwaardeverliezen uit hoofde van onverwachte extreme renteschommelingen. Funding en liquiditeitsrisico Onder liquiditeitsrisico wordt verstaan het risico dat de bank niet tijdig aan alle (terug)betalingsverplichtingen kan voldoen, maar ook het risico dat men de groei van de activa op enig moment niet, of niet tegen een redelijke prijs, kan financieren. Dit kan doordat klanten of professionele tegenpartijen plotseling meer geld opvragen dan ver wacht, terwijl de bank niet genoeg geld in kas heeft en daarnaast ook het verkopen of belenen van activa of het lenen van geld bij derden geen uitkomst biedt. Er zijn verschillende methoden ontwikkeld om dit risico te meten en te beheersen. Zo wordt er intern onder meer gebruikgemaakt van de CA/CL-methode (kernactiva/kern passiva-methode). Het startpunt van deze analyse is de liquiditeitstypische vervalkalender van alle activa en passiva. Vervolgens wordt berekend welke activa (en niet-benutte faciliteiten) en passiva waarschijnlijk nog op de balans staan of komen te staan na veronderstelde en nauwkeurig gede finieerde stress-scenario's. Hierbij worden verschillende tijdsperiodes gehanteerd. De alsdan resterende activa en passiva worden gedefinieerd als respectievelijk de kern activa en de kernpassiva. De verhouding tussen de kernac tiva en kernpassiva is de liquiditeitsratio. Gegeven de gekozen uiterst conservatieve wegingen wordt het afdoende geacht als de ratio onder 1,2 blijft. In het verslag jaar was dat voor de gehanteerde scenario's het geval. 74 Rabobank Groep jaarverslag 2006

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 2006 | | pagina 40