60 Rabobank Groep Jaarverslag 1999 Handel, industrie en dienstverlening De handel, industrie en dienstverlening leende in 1999 11,3 miljard (24%) meer. De totale kredietverlening aan deze sector steeg tot 59,6 miljard. Particulieren Particulieren leenden in 1999 11,7 miljard meer dan in 1998. Dat is een stijging met 20%. De omvang van de kredietverlening aan parti culieren bedroeg daarmee eind 1999 70,9 miljard. De drijfveer van deze ontwikkeling is nog steeds de ontwikkeling van de woningmarkt. Van de bij particulieren uitstaande kredieten betreft 69,0 miljard hypothecaire leningen. Groei alle kredietportefeuilles De private kredietverlening door het lokale bankbedrijf groeide met 15,2 miljard tot 109,4 miljard. Dat is een toename met 16% ten opzichte van eind 1998. Kredietverlening naar onderdelen Bijgaande grafiek laat zien dat alle onderde len van de Rabobank Groep de kredietporte feuilles vergrootten. Overig j, Internationaal bankbedrijf Lokaal bankbedrijf Kredietverlening naar onderdelen (in miljarden euro's) 180 Rabobank International had eind 1999 een bedrag van 39,1 miljard aan kredietverlening aan de private sector in de boeken staan. Dat is 8,6 miljard meer dan per eind 1998. Het aandeel van de overige onderdelen van de Rabobank Groep in de kredietgroei bedroeg 2,9 miljard. De kredietportefeuilles van De Lage Landen, Nedship Bank, Robeco Groep en Interpolis hadden eind 1999 samen een omvang van 12,1 miljard. PASSIEFZIJDE (Passiva) Toevertrouwde middelen groeien 11% De toevertrouwde middelen groeiden met 13 miljard tot 128 miljard. Dat is een toename met 11% ten opzichte van eind 1998. De post toevertrouwde middelen bestaat uit twee delen: de traditionele spaargelden en de overige toe vertrouwde middelen. Onder deze laatste cate gorie vallen onder meer de zakelijke tegoeden, de tegoeden op betaalrekeningen van particulie ren en de bij professionele partijen opgenomen (dag)gelden. De overige toevertrouwde midde len stegen met 9,3 miljard (15%) tot 73,4 miljard. De groei betreft grotendeels tegoeden op rekeningen-courant van particulieren en bedrijven. Spaargeld De omvang van het spaargeld groeide in 1999 sneller dan in de jaren daarvoor. De autonome groei bedroeg 3,4 miljard (7%) in 1999 tegenover 1 a 2 miljard in de jaren 1995, 1996, 1997 en 1998. De omvang van de spaar gelden kwam eind 1999 uit op 54,0 miljard. Groei overige passiefposten Om de groeiende dienstverlening te financieren nam de post schuldbewijzen met 2,8 miljard (7%) toe tot 44,0 miljard. De post bankiers steeg met 7,6 miljard (15%) tot 59,1 miljard. De toename betreft groten deels repoactiviteiten. De voorzieningen namen met 2,3 miljard toe tot 13,0 miljard. Voor 11,7 (9,8) miljard betreft dit de technische voorzieningen van ver zekeringsdochter Interpolis. Vermogensgroei Het eigen vermogen nam ten opzichte van eind 1998 toe met 1,5 miljard tot 11,9 miljard. Het aansprakelijk groepsvermogen steeg met 2,4 miljard tot 15,0 miljard. Hierin zijn tevens de eind 1999 uitgegeven financierings prefs begrepen. Voor het eerst in haar bestaan heeft de Rabobank Groep haar vermogen op een dergelijke wijze versterkt. Er werd in totaal voor 650 miljoen aange- Financiële resultaten 6i trokken. Klanten van lokale banken hebben in totaal 250 miljoen belegd in deze financie ringsprefs. Solvabiliteitsratio's In de financiële wereld zijn de tier 1-ratio en de BIS-ratio de meest gehanteerde ratio's op het gebied van solvabiliteit. De tier 1-ratio wordt berekend door het zogenaamde kernvermogen te delen door het totaal van de gewogen posten. Het totaal van de gewogen posten vloeit bij de Rabobank Groep voor driekwart voort uit kre dietverlening. Door de in 1999 gerealiseerde groei van de dienstverlening (met name krediet verlening) nam het totaal van de gewogen pos ten toe met 15,4 miljard (13%) tot 129,8 miljard. Het kernkapitaal nam met 10% min der snel toe. Ontwikkeling van het kernkapitaal De ontwikkeling van het kernkapitaal blijft achter ten opzichte van de ontwikkeling van het totaal van de gewogen posten. De oorzaken daarvan zijn de minder snelle toename van de nettowinst (9%) en de overname van Tokai Financial Services en de daarvoor betaalde goodwill. Hier stond tegenover dat het kernka pitaal werd versterkt met de eind 1999 uitgege ven financieringsprefs. Tier 1-ratio: 10,0 De tier 1-ratio is in 1999 uitgekomen op 10,0. Dat is exact de doelstelling die de Rabobank Groep zichzelf stelt en ruimschoots hoger dan de minimumeis van 4 die door de externe toe zichthouders wordt gesteld. In 1998 bedroeg de tier 1-ratio 10,3. BIS-ratio: 10,5 De BIS-ratio wordt bepaald door de som van het kernkapitaal en het zogenaamde aanvullen de kapitaal te delen door het totaal van de gewogen posten. De BIS-ratio kwam in 1999 uit op 10,5. In 1998 was dat 11,1. Deze terug gang laat zich voor de helft verklaren door het vervallen van de ledenaansprakelijkheid. In 1998 telde deze nog voor 0,4 miljard mee in het aanvullende kapitaal. Inherent aan de sterke groei van de krediet- vraag is enige druk op de vermogensratio's. De groei van de kredietverlening telt immers direct vanaf het moment van verstrekking mee in het totaal van de gewogen posten, terwijl het ren dement gespreid over de looptijd wordt verant woord. Dienstverlening buiten de balans om De Rabobank Groep is in toenemende mate ook intermediair tussen partijen door middel van activiteiten die niet in de balans tot uit drukking komen. Deze activiteiten omvatten onder meer garanties, onherroepelijke facilitei ten en derivaten. Deze instrumenten worden met name door klanten ingezet om rente- en valutarisico's af te dekken. De vraag naar deri vaten is de laatste jaren sterk gegroeid. De nominale waarde van de eind 1999 uit staande (met name derivaten)contracten steeg ten opzichte van eind 1998 met 1.192 miljard tot 2.003 miljard. De gecontracteerde bedra gen geven een indicatie van de mate waarin de Rabobank Groep op deze markten actief is. Het kredietrisico dat daarbij wordt gelopen is te vergelijken met 23,7 (16,7) miljard aan kredietverlening.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 1999 | | pagina 32