Deze ledeninvloed op het beleid kan en zal ook leiden tot accent
verschillen en lokale variëteit tussen de Rabobanken, terwijl door
samenwerking met Rabobank Nederland en de andere organisatie
onderdelen toch alle voordelen op gebied van kennis, schaalgrootte
en systemen mogelijk zijn.
Aan de besluitvorming over de coöperatieve vernieuwing ging een
fundamentele en organisatiebrede discussie vooraf. Direct na de
aanvaarding van de modelstatuten in april zetten veel Rabobanken
het proces in gang om hun statuten aan te passen. Per 31 december
1998 hadden al 274 van de 445 Rabobanken het besluit genomen
om hun statuten aan de modelstatuten aan te passen. Eind 1999
zullen naar verwachting alle Rabobanken dit proces hebben
voltooid.
Bestuurlijke veranderingen
Tegelijk met de aanpassing van de modelstatuten en de bestuurlijke
structuur van de lokale Rabobanken werd op de Algemene
Vergadering van 2 april 1998 een beslissing genomen over een
aanpassing van de statuten en de bestuurlijke structuur van de
coöperatie Rabobank Nederland. Hierbij is ook aandacht besteed
aan het rapport van de commissie Corporate Governance
(commissie-Peters), dat veertig aanbevelingen doet voor transparant
bestuur, adequaat toezicht en het afleggen van verantwoording.
Het rapport van de commissie-Peters is in eerste instantie geschreven
voor beursgenoteerde ondernemingen en niet voor coöperaties.
Toch was het voor Rabobank Nederland een waardevol discussiestuk,
waarbij de uitkomsten van de interne coöperatiediscussie zijn
getoetst aan de aanbevelingen over Corporate Governance. Besloten
is deze aanbevelingen waar van toepassing op te volgen. Samen met
de interne discussie over coöperatieve vernieuwing, heeft dit ertoe
geleid dat de verschillende rollen sterker zijn geaccentueerd.