Dankzij een gezonde mix van sociale gedrevenheid en zakelijkheid
groeide hun aantal snel. Amper vijfentwintig jaar na oprichting van
de eerste lokale kredietcoöperaties kwam het aantal Raiffeisen- en
Boerenleenbanken reeds uit op circa 1.300. Daarmee bereikten deze
voorlopers van de huidige lokale Rabobanken nagenoeg volledige
landelijke dekking. De opgaande lijn - gemeten in bedrijfsomvang en
aantallen relaties - zette ook daarna zonder haperingen door. Anno
1998 leven de initiatieven van weleer voort in de 480 plaatselijke
Rabobanken. Zij vormen het hart van de Rabobankorganisatie die
inmiddels is uitgegroeid tot een brede financiële groep met vele
vertakkingen in het uitgebreide spectrum van de financiële dienst
verlening.
Vertrekpunt in de land- en tuinbouw
Het vertrekpunt voor de Rabobankorganisatie ligt in de land- en tuin
bouw. Haar waarde voor deze sector spreekt uit het hoge markt
aandeel van omstreeks 90%. De bijzondere inzet voor deze doel
groep blijft ook na honderd jaar onverkort gehandhaafd. Het feit
dat de Rabobankorganisatie inmiddels is uitgegroeid tot een brede
financiële dienstverlener doet daar niets aan af. Haar primair klant
gerichte oriëntatie en structuur voeren nog altijd herkenbaar terug
op de uitweg die de land- en tuinbouwonderncmers eind vorige
eeuw zelf schiepen uit de gebrekkige financieringsmogelijkheden
waarmee zij kampten. De sector was door economische, technische
en maatschappelijke ontwikkelingen in toenemende mate gedwon
gen tot aansluiting op de geldeconomie. Dat wil zeggen: tot een
efficiëntere, kwalitatief betere en meer gespecialiseerde productie
voor de markt, in plaats van productie voor eigen gebruik en ruil
in natura.
Rabobank
100 jaar
Daarvoor waren omschakelingen nodig die investeringen vereisten.
De mogelijkheden om die investeringen uit eigen middelen te finan
cieren waren uiterst schaars. Het bankwezen in Nederland stond
nog in de kinderschoenen en de overwegend stedelijke bankiers
zagen in de land- en tuinbouw weinig brood. Noodgedwongen
maakten veel boeren en tuinders gebruik van afnemers- en leveranciers
kredieten, waarbij woekerpraktijken en gedwongen winkelnering
schering en inslag waren. In feite restte hen niet veel anders dan de
oplossing in eigen kring te zoeken.
Een goed voorbeeld van zelfredzaamheid boden de Duitse Raiffeisen-
kassen. Deze door de sociaal bewogen plattelandsburgemeester
Friedrich Wilhelm Raiffeisen geïnitieerde en geïnspireerde krediet
instellingen lieten zien wat solidariteit in eigen kring vermocht.
Hoekstenen van deze financiële zelfhulp waren: lokaal werkende
kredietcoöperaties met onbezoldigde door en uit de leden gekozen
besturen, verplicht lidmaatschap voor kredietnemers met onbeperkte
aansprakelijkheid, opbouw van eigen vermogen door volledige
inhouding van exploitatieoverschotten, alsmede oprichting van een
overkoepelende centrale.
Het lijkt nu zo eenvoudig. In feite was het dat helemaal niet. Door
zichzelf met hun hele hebben en houden garant te stellen staken de
pioniers hun nek uit op een manier die wij ons vandaag nauwelijks
meer kunnen voorstellen. Uniek was dat zij een kredietsysteem ont
wierpen waarin, bij gebrek aan volwaardige zakelijke zekerheden,
de onderpandswaarde werd gevonden in een zorgvuldige beoorde
ling van de persoon van de kredietnemer en van zijn borgen.
Achteraf beschouwd was het werk van de pioniers een schot in de
roos. Het succes bleef niet beperkt tot Duitsland en Nederland.
Rabobank
100 laar