Nederlandse economie Waar vrijwel geheel continentaal Europa in 1993 een recessie kende, bleef Nederland hiervan gevrijwaard. Ook ons land kende weliswaar geen groei van betekenis, maar van krimp was geen sprake. De belangrijk ste oorzaak van deze relatief gunstige ont wikkeling was dat de consumptieve beste dingen bleven stijgen. Weliswaar nam de werkloosheid in de loop van het jaar toe en verminderden ook de winstuitkeringen van bedrijven, maar daartegenover stond een aanzienlijke reële loonstijging. Ook de daling van de hypotheekrente bood aan veel huishoudens aanvullende bestedings ruimte. De investeringen gaven voor het tweede achtereenvolgende jaar een terug gang te zien. De recessie in de rest van Europa resulteer de, samen met de appreciatie van de gul den, in een stabilisatie van de uitvoer. Aan gezien het invoervolume een teruggang te zien gaf en de ruilvoet een verbetering ver toonde, steeg het overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans verder tot f 15 miljard (21/2% van het Bruto Binnen lands Produkt). De voor ons land resulte rende fractionele groei van het BBP lag voor het vijfde achtereenvolgende jaar boven het EG-gemiddelde. De in 1992 ingezette inflatievertraging hield in het verslagjaar aan. De inflatie daalde tot 2%. Ook op het terrein van de overheids financiën onderscheidde Nederland zich in gunstige zin. Ondanks de laagconjunctuur werd het financieringstekort verder terug- Economische kerngegevens Nederland Volume (mutaties in 1993* 1992 Uitvoer goederen en diensten 0,0 2,4 Particuliere consumptie 1,0 2,1 Bedrijfsinvesteringen (excl. woningen) -/- 4,0 -/- 0,4 Bruto Binnenlands Produkt 0,1 1,4 Niveaus Werkloosheid (x 1000 personen) 415 336 Saldo lopende rekening Betalingsbalans (f miljard) 15 13 Financieringssaldo Rijk NNI) -/- 3,8 -/- 4,4 Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek en Centraal Planbureau Voorlopige cijfers gedrongen, tot 33/4% van het Netto Natio naal Inkomen. Hiermee werd de in het Regeerakkoord vastgelegde doelstelling opnieuw gehaald. De werkloosheid nam in de loop van 1993 steeds sterker toe. Terwijl het arbeidsaan bod verder steeg viel de groei van de werk gelegenheid sterk terug. De ongunstige werkgelegenheids- en groeivooruitzichten voor de komende jaren vormden de be langrijkste drijfveer voor het in december ondertekende Centraal Akkoord. De centra le werkgevers- en werknemersorganisaties hebben zich hierin verplicht tot verregaan de loonmatiging - in beginsel zelfs een nominale nullijn voor de loonontwikkeling - in ruil voor met name werkgelegenheid. Hoewel loonmatiging op korte termijn soe laas biedt, is het voor een meer duurzame verbetering van de werkgelegenheid vooral van belang dat de werking van de arbeids markt wordt bevorderd en de structuur van de economie wordt versterkt. Binnenlands bedrijfsleven De Nederlandse bedrijven hebben geen gemakkelijk jaar achter de rug. De groei van het totale produktievolume viel terug tot het nulpunt. De industrie en de bouwnijver heid zagen de produktie zelfs licht dalen. Dankzij de voortgaande stijging van de con sumptieve uitgaven kon de afzet in de detailhandel en dienstverlening nog licht toenemen. Mede door de stagnerende afzet is de winstgevendheid van het bedrijfsleven als geheel verder teruggelopen. Ook de scher pe prijsconcurrentie, vooral op de interna tionale markten, heeft de winstmarges aan getast. Op de binnenlandse markt heeft de zwakke vraag het noodzakelijke margeher stel bemoeilijkt. De winstval concentreerde zich in het eerste halfjaar van 1993. De vaak ingrijpende maatregelen die het bedrijfsle ven eerder had genomen om de winstge vendheid te verbeteren, begonnen in de tweede helft van het verslagjaar vruchten af te werpen. Door de stagnatie van het produktievolume trad voor het eerst in tien jaar geen groei op in het aantal banen in het bedrijfsleven. De lichte daling in het grootbedrijf werd gecompenseerd door een kleine stijging in het midden- en kleinbedrijf. Het aantal fail lissementen bleef zich zorgwekkend ont- 20 wikkelen. Vergeleken met 1992 was er spra ke van een versnelde toename. In het verslagjaar is de belangstelling voor de positie en problemen van het bedrijfs leven duidelijk toegenomen. Dankzij de fun damentele discussie over het belang van een gezond bedrijfsleven voor de nationale economie hebben overheid, werkgevers- en werknemersorganisaties belangrijke stappen gezet, die eraan kunnen bijdragen dat de concurrentiepositie van het Neder landse bedrijfsleven niet verder afkalft. De komende jaren zullen evenwel moeten aan tonen of dit slechts een tijdelijke schrikreac tie was op de sombere berichtgeving over de afgelopen periode, of dat er werkelijk sprake is van een serieuze verbetering van het vestigingsklimaat in Nederland. Agrarische sector Voor het tweede achtereenvolgende jaar boekten veel land- en tuinbouwbedrijven tegenvallende bedrijfsresultaten. Gemid deld daalde het inkomen in de agrarische sector in 1993 met bijna 20%, nadat de teruggang in het daaraan voorafgaande jaar zelfs nog groter was geweest. Slechts enke le deelsectoren, waaronder de melkveehou derij, konden zich aan deze algemene trend onttrekken. De oorzaken van de problemen lagen in overproduktie, ongunstige beeld vorming van sommige (tuinbouw)produk- ten in het buitenland, toenemende buiten landse concurrentie en kostprijsverhogende milieumaatregelen van de overheid. Voor diverse produkten daalden de prijzen fors. De malaise in de land- en tuinbouw had eveneens gevolgen voor sommige met deze sector verbonden bedrijven. Ook daar vielen de resultaten tegen. Als gevolg van de aanhoudend slechte inkomenssituatie kampten diverse land- en tuinbouwbedrijven met liquiditeitsproble men. Het aantal agrariërs dat zich aanmeld de voor de Bijstandsregeling Zelfstandigen is meer dan verdubbeld ten opzichte van 1992 en ook het aantal agrarische onder nemers dat een beroep deed op het Borg stellingsfonds voor de Landbouw nam toe. Na aandringen vanuit de sector nam de overheid extra maatregelen, door onder andere het garantiekapitaal van het Borg stellingsfonds en het maximum van de uit te keren leningen onder de Bijstandsrege ling te verhogen. Ook in het afgelopen jaar speelden de pro blemen rond mest en milieu een belangrijke rol. Agrarische ondernemers zullen straks moeten gaan registreren welke hoeveelheid aan mineralen via veevoeder en kunstmest op het bedrijf wordt aangevoerd en welke hoeveelheden het bedrijf verlaten via land- bouwprodukten en mest. Over het verschil, gecorrigeerd met een verliesmarge, dient de agrariër een heffing te betalen. Op deze wijze hoopt men het mestprobleem op te lossen via financiële beïnvloeding van het gedrag van de individuele ondernemer. Na de volledige inwerkingtreding van dit systeem zullen de thans bestaande mest- produktierechten hun betekenis verliezen. Voor de tussenliggende periode is de Ver- plaatsingswet aangenomen, waarin is vast gelegd dat mestquota vanaf begin 1994 mogen worden verhandeld. Verder zullen agrarische ondernemers ervoor moeten zorgen dat ze over een milieuvergunning beschikken. Onder nemers die hieraan nog niet voldoen, krij gen vijf jaar de tijd om hun bedrijfsvoe ring) zodanig aan te passen dat aan de emissienormen wordt voldaan. Aan het eind van 1993 is na vele jaren on derhandelen een GATT-akkoord gesloten. De landbouwparagraaf van dit akkoord past in grote lijnen binnen het vorig jaar gewij zigde Europese landbouwbeleid. Valutamarkten De valutamarkten beleefden in 1993 - zoals vermeld - wederom spannende tijden, met name in Europa. Nadat de markt eind januari reeds een devaluatie van het Ierse punt had afgedwongen, volgde de ene spe- culatiegolf na de andere en werd de inter ventiebereidheid van de centrale banken zwaar op de proef gesteld. Op 13 mei wer den de Spaanse peseta en de Portugese escudo gedevalueerd, terwijl de Franse frank bijna doorlopend onder neerwaartse druk stond. Eind juli werd de situatie onhoudbaar en besloot men het EMS feitelijk buiten wer king te stellen door de al genoemde verrui ming van de toegestane fluctuatiemarge. Alleen voor de bilaterale wisselkoers tussen de gulden en de Duitse mark bleef de oude smalle marge van 21A% van kracht. Hoewel in de daaropvolgende maanden opnieuw enkele munten in eerste instantie een veer 21

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 1993 | | pagina 12