In 1990 kende Nederland een sterke conjunctuur, het produktievolume van bedrijven nam met 4% toe |f^| 1 naar 1976 voor vergelijkbare hoge groei cijfers. Dankzij de krachtige produktiegroei kwa men in het verslagjaar per saldo 100.000 personen extra aan het werk en daalde de werkloosheid met ruim 40.000. Daartegenover stond een groei van het ziekteverzuim en van het aantal arbeids ongeschikten. Bij een toename van het aantal openstaande vacatures nam de spanning op een aantal delen van de arbeidsmarkt toe en ontstonden er zelfs tekorten aan goed opgeleid personeel. In 1990 was de loonstijging fors hoger dan een aantal voorafgaande jaren gebruikelijk was. Mede daardoor liep de prijsinflatie op. Ook de hogere olieprij zen na het uitbreken van de Golfcrisis zorgden voor het duurder worden van de gezinsconsumptie. ECONOMISCHE KERNGEGEVENS IN NEDERLAND 1980-1990 Volume (mutaties per jaar in 1980-1983 1984-1989 '1990 Goederenuitvoer 1,5 5,8 4,5 Particuliere consumptie -0,8 2,3 3,7 Bedrijfsinvesteringen (exclusief woningen) -3,6 7,8 - 7,0 Bruto nationaal produkt 0,1 2,6 3,0 Niveaus 1980 1984 1990 Werkloosheid (x 1 000 personen) 325 822 **346 Saldo lopende rekening (x f mrd) -5,2 16,7 16,5 Financieringstekort Rijk n.i.) 5,6 9,0 5,3 Bron Centraal Bureau voor de Statistiek e Voorlopige cijfers Nieuwe werkloosheidscijfers met ingang Centraal Planbureau an 1989 Oud cijfer 1989; 660; r In 1990 werd het hoogtepunt van de con junctuur gepasseerd, maar was voorals nog sprake van een slechts geleidelijke daling van het groeitempo van economi sche bedrijvigheid. De in de jaren tachtig sterk verbeterde rendementspositie van het bedrijfsleven liep in 1990 gemiddeld enigszins terug, met name bij de op bui tenlandse markten opererende onderne mingen. Een aantal grote internationaal werkzame bedrijven in ons land maakte zelfs melding van sterk dalende resulta ten en van voornemens tot ingrijpende reorganisaties. Daarbij was een opeen stapeling van specifieke factoren aan de orde: een sterke afhankelijkheid van de fors in waarde gedaalde dollar, een in recessie verkerende Engelse markt, gestegen energieprijzen en al langer spelende structurele problemen. In meer algemene zin zijn strategische heroriën taties van ondernemingen volop in gang. Daarbij trachten internationaal georiënteerde ondernemingen aanslui ting te vinden aan de nieuwe economi sche structuren van de Europese interne markt. Over de hele linie bezien kan de Nederlandse economie als gezond wor den gekenmerkt bij een relatief lage inflatie, een goede internationale concur rentiepositie en een omvangrijk over schot op de lopende rekening van de betalingsbalans. De situatie rond de overheidsfinanciën blijft echter zorgen baren. In het afgelopen jaar werden wel iswaar vorderingen gemaakt met het terugdringen van het financieringstekort van de overheid, maar tegelijkertijd werd duidelijk dat reeds te voorziene omvang rijke tegenvallers noodzaken tot forse bezuinigingen in de komende jaren. FINANCIËLE MARKTEN De dollar daalde van f 1,94 aan het begin van 1990 tot f 1,69 op het eind van het jaar, vooral onder invloed van in de loop van het jaar toenemende renteverschillen tussen de Verenigde Staten en Europa, als gevolg van een rentedaling aldaar en een tegengestelde beweging hier. In het Europese Monetaire Stelsel namen relatief zwakke valuta's als de lire en de peseta lange tijd topposities in binnen het wisselkoersarrangement. Beleggers vonden de relatief hoge ren tes op deze valuta's aantrekkelijk, vooral ook omdat de kans op herschikking in het stelsel gering werd geacht. 14 VOLUME-ONTWIKKELING VAN BESTEDINGEN EN PRODUKTIE (1980 100' 160 80 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 Uitvoer Bruto nationaal produkt Consumptie Investeringen Per 8 oktober trad het Britse pond eindelijk toe tot het wisselkoersarrange ment van het EMS, met een spilkoers van f 3,32 en een toegestane fluctuatie marge van 6% zowel naar boven als naar beneden. De Belgische centrale bank besloot haar monetaire politiek te gaan afstemmen op de stabilisatie van de wis selkoersverhouding tussen de nationale munt en de D-mark, evenals in ons land gebruikelijk is. Al met al passen deze bewegingen bij de beoogde totstand koming van de Europese Economische en Monetaire Unie. Reeds het voornemen tot de vorming van de Duitse Monetaire Unie per medio 1990 leidde tot een fors hogere kapitaal marktrente in Duitsland en in het ver lengde daarvan ook in ons land. Vervolgens zorgden de oplopende prijs stijging als gevolg van de Golfcrisis en de verwachte grote vraag van overheden en bedrijfsleven op de Duitse kapitaal markt voor het hoog blijven van de lan ge rente. De kapitaalmarktrente kwam in 1990 in ons land gemiddeld op 9% uit. Aanvankelijk reageerde de geldmarkt rente veel minder op de Duitse plannen tot eenwording. Verwacht werd immers dat Nederland daarvan wel de lusten, maar niet de lasten (met name in de vorm van een hogere inflatie) zou onder vinden. Hierdoor kon de gulden zijn positie ten opzichte van de mark verbe teren en liep het korte renteverschil met onze oosterburen terug. De omgekeerde rentestructuur, die in het begin van het jaar nog actueel was, ver dween daarmee van het toneel. In december keerde dit fenomeen echter terug, toen de geldmarktrente in korte tijd sterk opliep na een wijziging van het Lombardtarief door de Bundesbank, gevolgd door een verhoging van de offi ciële tarieven van de Nederlandsche Bank. De financiële sector loopt voorop in de harmonisatie van de regelgeving in Europees verband.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 1990 | | pagina 9