den- en kleinbedrijf, die vooral op nabije
markten is geconcentreerd, groeide ster
ker dan die van het grootbedrijf, dat op
verderaf gelegen afzetgebieden te lijden
had van verslechtering van de concur
rentiepositie door de sterk gedaalde dol
larkoers. De afzetgroei van investerings
goederen ontwikkelde zich gunstig, zij
het dat door de matige ontwikkelingen in
de bouwnijverheid de afname door deze
bedrijfstak te wensen overliet.
De ontwikkeling van de kosten bleef frac-
tioneel achter bij die van de afzetprijzen,
waardoor de winstmarges nog enigszins
konden verbeteren. Bij enkele grote
Nederlandse ondernemingen was echter
sprake van breuklijnen in de resultaten-
ontwikkeling.
Ook het middelgrote
bedrijfsleven maakte in
1990 een goed jaar door
Groothandel
De gang van zaken in de groothandel is
sterk afhankelijk van de conjunctuur.
De omzetstijging van 6% naar circa f 330
miljard past in dit beeld.
De export is een belangrijke factor achter
de voorspoedige ontwikkelingen.
De groothandel oriënteert zich namelijk
in toenemende mate op het buitenland.
De winstontwikkeling in de groothandel
liep in 1990 min of meer parallel met de
omzetgroei. De groothandelsinvesterin
gen zijn met circa 5% toegenomen.
Achterliggende factoren zijn de interna
tionale expansie (ook door acquisities),
de voortgaande schaalvergroting, de
informatisering van handelsstromen en
de verbeterde solvabiliteitspositie van de
groothandelsbedrijven.
Detailhandel
De consumptieve bestedingen ontwik
kelden zich in 1990 dankzij de sterke
koopkrachtgroei bijzonder positief. De
ontwikkelingen bij de detailhandel waren
daarmee gemiddeld in overeenstem
ming. De detailhandel in voedings- en
genotmiddelen kende een bevredigend
jaar. Het grootwinkelbedrijf wist aan
marktaandeel te winnen op het midden-
en kleinbedrijf. Speciaalzaken moesten
over het algemeen weer wat terrein
prijsgeven aan de algemene levensmid
delendetailhandel.
De bestedingen aan duurzame en overi
ge consumptiegoederen namen in volu
me fors toe. Daarvan profiteerde het
midden- en kleinbedrijf meer dan het
grootwinkelbedrijf. Deze gang van zaken
kan mede worden verklaard uit de
omzetontwikkeling van de grote waren
huizen, die in het verslagjaar wederom
negatief was.
Zelfstandige detaillisten zochten in toe
nemende mate samenwerking, teneinde
schaalvoordelen te realiseren.
Industrie
De industriële produktiegroei bedroeg in
1990 4%, bij een onverminderd zeer
hoge bezettingsgraad van de produktie-
capaciteit. Zowel de uitvoer als de afzet
op de binnenlandse markt droegen aan
deze ontwikkeling bij. Vooral de metaal
industrie had wederom een goed jaar.
Het midden- en kleinbedrijf kon profite
ren van de sterke stijging van de uitvoer
naar Duitsland. In verschillende bedrijfs
takken deed zich een knellend gebrek
aan vakbekwaam personeel voor.
Lagere grondstoffenprijzen, een sterk
gedaalde dollarkoers, hogere loonkosten
per eenheid produkt en in de loop van
het jaar fors gestegen energieprijzen
resulteerden in een niet eenduidig beeld
van de winstontwikkeling in de industrie.
De meer op het binnenland gerichte
bedrijven waren nog in staat om hun
winstmarge te verruimen. Door de con
currentiedruk gold dat niet voor de inter-
20
De utiliteitsbouw
ontwikkelde zich gunstig
dankzij toenemende
investeringen.
nationaal werkende bedrijven. Enkele
voor de Nederlandse economie gezichts
bepalende multinationale ondernemin
gen lieten zelfs zeer teleurstellende
bedrijfsresultaten zien. Naast specifieke
factoren was in een aantal gevallen ook
sprake van meer structurele problemen
Bouw
In 1990 vertraagde de produktiegroei in
de bouwnijverheid ten opzichte van het
voorafgaande jaar. De verschillen tussen
de onderscheiden sectoren waren echter
aanzienlijk. De woningbouw, zowel in de
gesubsidieerde als in de vrije sector, had
zelfs te kampen met enige absolute
teruggang. In de vrije sector werd dit
voor een belangrijk deel veroorzaakt
door de gestegen hypotheekrente. In de
gesubsidieerde sector is, als uitvloeisel
van het gevoerde volkshuisvestingsbe
leid, sprake van afnemende program
ma's. Deze ontwikkeling zal zich ook de
komende jaren voortzetten.
De geringere produktie van nieuwbouw
woningen werd echter meer dan gecom
penseerd door de gestegen produktie bij
de bedrijven in de grond-, water- en
wegenbouw. Daarbij speelden de
omvangrijke overheidsinvesteringen in
infrastructurele werken een rol, alsmede
de gunstige ontwikkeling in de utiliteits
bouw en de onderhoudsmarkt.
Naast de zakelijke dienstverlening liet in
1990 ook de op de consument gerichte
persoonlijke dienstverlening een gunsti
ge afzetontwikkeling zien, vooral ook
dankzij de sterke groei van de koop
kracht. In de totale dienstensector groei
de de omzet in 1990 met 3 a 4%. De ver
zorgende diensten (horeca, reparatie,
cultuur en recreatie) bleven onder dit
gemiddelde groeipercentage. De distri
butieve diensten (onder meer handels-
en transportbedrijven) lieten daarente
gen met 5 a 6% een hogere toename van
de omzet zien.
Binnen de commerciële dienstensector
nemen de distributieve dienstverleners
een groot deel van de omzet (circa f 140
miljard, 44% van het totaal) voor hun
rekening. Deze diensten behoren al een
aantal jaren tot de sterkere groeiers.
Dit geldt juist niet voor de kwartaire sec
tor, die een aanmerkelijk bescheidener
groeipad kende. De ontwikkeling van
deze sector, gedomineerd door de medi
sche diensten, hangt sterk samen met
het restrictieve overheidsbeleid.
Diensten
Het belang van zowel de zakelijke als de
persoonlijke commerciële dienstverle
ning voor onze economie groeit.
Bedrijven schakelen veelvuldig externe
specialisten in. Een groot aantal activitei
ten met diensten-karakteristieken, dat
voorheen in andere sectoren van de eco
nomie plaatsvond, wordt tegenwoordig
van de tertiaire sector betrokken.
21