Economische kerngegevens in Nederland 1980-1988
(volume) mutaties per jaar 1980-1983 1984-1987 1988*
Goederenuitvoer
1,5
4,9
10
Particuliere consumptie
-0,8
2,4
1,7
Bedrijfsinvesteringen
- 3,6
8,2
7
(exclusief woningen)
Bruto nationaal produkt
0,1
2,2
3
Prijspeil gezinsconsumptie
5,5
1,3
0,7
Niveaus
1980
1984
1988
Werkloosheid (x 1000 personen)
325
822
682"
Saldo lopende rekening (x f. mrd.)
- 5,2
16,7
9
Financieringstekort Rijk n.i.)
5,6
9
6,5
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek en Centraal
Planbureau
Voorlopige cijfers
Recente CBS-cijfers voor de werkloosheid, die met ingang van
1 januari 1989 officieel worden gebruikt, komen voor 1988 uit
op ongeveer 430.000 personen. Het verschil tussen beide
cijfers heeft betrekking op de zogenaamde vervuiling van de
bestanden van de arbeidsbureaus.
terwijl de werkgelegenheid bleef toenemen.
Omdat echter ook het arbeidsaanbod bedui
dend bleef groeien, stabiliseerde de door de
gewestelijke arbeidsbureaus geregistreerde
werkloosheid zich op 682.000 personen.
Nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor
de Statistiek wijzen uit, dat de werkelijke
omvang van de werkloosheid ongeveer twee
derde deel hiervan bedraagt. Intussen zijn,
onder meer met sociale partners, uitvoerige
discussies gevoerd over methoden om de
hoge werkloosheid onder laaggeschoolden
terug te dringen, vooral ook door verlaging
van de bruto loonkosten. Ten aanzien van
gekwalificeerde arbeidskrachten daaren
tegen doen zich op de arbeidsmarkt hier en
daar tekorten voor.
Ons land kon van de opleving in de wereld
economie mede profiteren door de gema
tigde loonkostenontwikkeling; de loon
kosten per eenheid produkt in de verwer
kende industrie daalden zelfs. Dat versterkte
onze internationale concurrentiepositie, te
meer omdat de effectieve koers van de
gulden ten opzichte van onze concurrenten
per saldo nauwelijks wijzigde. Ook bleef de
nominale ontwikkeling gedrukt; de inflatie
in Nederland behoorde tot de laagste ter
wereld.
Achter macro-economische gegevens gaan
dynamische processen in de individuele
bedrijven schuil. Mede in het licht van de
Europese integratie, de daardoor te reali
seren schaalvoordelen en de vereiste
specialisatie, bracht 1988 een opmerkelijk
aantal (voorgenomen) fusies en overne
mingen. Te verwachten valt dat ook de
komende jaren veranderingen in de eigen
domsstructuur van bedrijven zullen laten
zien.
De verlaging van de basispremie in de Wet
Investeringsrekening tot nihil heeft kenne
lijk weinig negatieve invloed uitgeoefend op
de ondernemingsactiviteiten. Dat was mede
te danken aan de compenserende maatre
gelen die het kabinet heeft getroffen.
De kinderbijslagpremie kwam per 1 januari
1 989 volledig voor rekening van het Rijk en
het tarief van de vennootschapsbelasting
werd per 1 oktober 1 988 verlaagd van 42
naar 35%, behoudens voor de eerste
f 250.000 van de belastbare winst van
vennootschappen, waarover 40% wordt
geheven.
Deze maatregelen maakten onderdeel uit
van een breder pakket kabinetsvoorstellen
voor de jaren 1 988-1 990. Onder meer is
daarbij voorzien in een verlaging van de
tarieven van de inkomstenbelasting in
1 990, het beoogde invoeringsjaar van een
belastinghervorming langs de lijnen van de
voorstellen van de 'commissie Oort'.
Dit type beleid - verlaging van belasting
tarieven gepaard aan vermindering van
subsidies en ook van aftrekposten - past in
een economische omgeving die steeds meer
de invloed van het buitenland ondervindt.
Dat geldt des te sterker bij de geleidelijke
totstandkoming van één Europese interne
markt. De conjuncturele opleving in 1 988
- met meevallende belastingopbrengsten -
vormde een gunstig draagvlak voor de
schoksgewijze 'WIR-operatie', de daaraan
gekoppelde beleidsmaatregelen en andere
voornemens voor de resterende kabinets
periode. Daarbij lijkt de doelstelling voor het
financieringstekort van het Rijk van 51A%
van het nationale inkomen in 1 990 bij een
beheerste uitgavenontwikkeling bereikbaar
te blijven.
Financiële markten
Na de forse koersdaling in de drie vooraf
gaande jaren toonde de dollar in de eerste
helft van 1 988 een opmerkelijk herstel.
Dit hing onder meer samen met meeval
lende maandcijfers voor het tekort op de
lopende rekening van de Amerikaanse beta
lingsbalans. Later in het jaar was er op dit
punt minder goed nieuws te melden; in
oktober sloeg het sentiment met betrekking
tot de dollar dan ook weer om. Onzekerheid
over de vraag of de nieuwe Amerikaanse
president op korte termijn een voldoende
10
140
130
120
10
100
90
80
1980
Volume-ontwikkeling, bestedingen en produktie
1980=100
mm export
m bruto nationaal produkt
consumptie
b investeringen
vertrouwenwekkend pakket maatregelen
zou aankondigen om het Amerikaanse
begrotingstekort terug te dringen, zette de
dollar tijdelijk onder druk.
In de loop van 1 988 liep de korte rente in
Europa op. Aanvankelijk was dat een reactie
op de stijgende dollarkoers. Later in het jaar
was het verkrappende monetaire beleid, met
name in West-Duitsland, de oorzaak van de
hogere tarieven. In ons land steeg de geld
marktrente van ruim 4% begin 1 988 naar
bijna 6% aan het einde van het jaar.
De korte rentetarieven worden bij ons in
hoge mate beïnvloed door de Neder-
landsche Bank. Richtinggevend daarbij is de
doelstelling van stabilisatie van de wissel
koers van de gulden tegenover de Duitse
mark. In 1 988 werd met het oog hierop een
nieuw instrument van het zogenaamde
kleine monetaire beleid gehanteerd: de
geldmarktkasreserve. In perioden waarin de
geldmarktverhoudingen relatief ruim
dreigden te worden, waardoor de Neder-
landsche Bank minder greep zou krijgen op
de tarieven, werd de geldmarkt kunstmatig
verkrapt door de banken te verplichten een
rentedragend tegoed bij de Nederlandsche
Bank aan te houden. In het verslagjaar was
een dergelijke kasreserve drie maal gedu
rende een maand van kracht.
Het was opmerkelijk dat de Nederlandsche
Bank in het afgelopen jaar verhogingen van
officiële tarieven in de Bondsrepubliek niet
altijd volledig heeft gevolgd en zelfs twee
maal haar tarieven zelfstandig verlaagde.
Dankzij de relatief sterke positie van de
gulden ten opzichte van de Duitse mark kon
in ons land een minder afhankelijke koers
worden gevaren dan de laatste jaren gebrui
kelijk was. Lagen in de jaren 1 985-1 987 de
korte rentetarieven 1 1 '/2%-punt boven
die van onze oosterburen, vorig jaar kon dat
verschil worden teruggebracht tot ongeveer
'/2%-punt. Een belangrijke verklarende
factor hiervoor is, dat de inflatie in ons land
inmiddels lager is dan in West-Duitsland.
Ook is de internationale bekendheid van de
guldensmarkt groter geworden.
Voorts heeft het voornemen van de Duitse
regering tot het invoeren van een bronbe
lasting op obligatierente per 1 januari 1 989
een rol gespeeld.
De kapitaalmarktrente in ons land lag in het
verslagjaar veel dichter bij de Duitse
tarieven, soms ook eronder. De lange rente
beweegt zich al driejaar, afgezien van een
enkele uitschieter, rond 6 a 6'/2%. In de
loop van 1 988 liep door de stijging van de
geldmarktrente het verschil tussen de korte
en de lange tarieven terug. De Neder
landsche Bank ziet een dergelijke vlakke
rentecurve liever niet, omdat daaruit
impulsen kunnen voortvloeien voor een
11