Middelen bij bepaalde agrarische bedrijven, hogere benuttingsgraad van bestaande faciliteiten. Ultimo 1 988 stond in totaal f 1 5,9 (1 5,0) miljard uit. Consumptieve kredietverlening De consumptieve bestedingen in ons land toonden in het verslagjaar een bescheiden verdere groei. De belangstelling van particulieren voor consumptief krediet bleef zich weliswaar op een hoog niveau bewegen, maar de groei ervan vlakte enigermate af. Het overgrote deel van deze vraag wordt door onze plaat selijke banken doorgeleid naar De Lage Landen BV. De desbetreffende uitstaande portefeuille van deze dochterinstelling groeide met 1 2 (9)% tot f 950 (845) miljoen. Totale kredietverlening De in totaal uitstaande kredietverlening van de Rabobankorganisatie aan de private sector steeg in 1 988 met 7,3 (6,2)% tot f 1 06,5 (99,3) miljard. Deze belangrijke verdere groei van de financieringsactivi teiten van onze kredietcoöperatie stemt tot voldoening. Van het totale uitstaande bedrag aan kredietverlening heeft 26,1 (26,3)% betrek king op agrarische bedrijven, 34,1 (34,0)% op ondernemingen in de sectoren handel, industrie en dienstverlening en 39,8 (39,7)% op particulieren. Niet alleen de kredietverlening in het binnenland, maar ook die van onze buiten landse kantoren steeg belangrijk. Onze internationale activiteiten meer in het algemeen vinden, zeker in het interbancaire bedrijf, ook vanuit Nederland plaats. Van onze totale activa ultimo 1 988 van f 161,6 (145,5) miljard had f 39,3 (30,9) miljard betrekking op niet-ingezetenen. Het aandeel daarin van de vorderingen op de zogenaamde schuldenlanden is zeer gering en toonde een verdere daling. Overige uitzettingen In het liquiditeitsbeleid van onze organisatie heeft zich een zekere accentverschuiving voortgezet in die zin, dat het aandeel van langlopende overheidstitels verder is uitge breid ten koste van het kortlopende over- heidspapier. In !ijn hiermee werd onze effectenportefeuille in het verslagjaar in belangrijke mate vergroot. Ook steeg de aankoop van commercial paper en certifi- cates of deposit, die mede onder deze uitzettingen worden gerangschikt. Ultimo 1 988 was met het effectenbezit een bedrag van f 11,9 (9,3) miljard gemoeid. De portefeuille schatkistpapier daalde tot f 2,7 (3,4) miljard. De bij bankiers in binnen- en buitenland uitgezette bedragen toonden een forse toeneming tot f 27,6 (22,6) miljard. Deze ontwikkeling hing voor een belangrijk deel samen met de groei van ons interban caire volume, ook bij onze buitenlandse kantoren. Vanzelfsprekend had ook de per saldo gestegen dollarkoers een beteke nende opwaartse invloed. Verdeling private kredietverlening totaal f 106.5 miljard handel, industrie en dienstverlening 34% particulieren 40% agrarische bedrijven 26% 20 De ontwikkeling van de aan onze organi satie toevertrouwde middelen heeft in 1 988 in het teken gestaan van naweeën van de renterenseignering en de hoge liquiditeits graad van de nationale economie. Hoewel de aanwas van de in totaal toever trouwde middelen zich op het verwachte niveau bevond, gold dat zeker niet voor de samenstelling ervan. De groei van de lange middelen bleef achter bij de, toch al niet hooggespannen, verwachtingen; de toene ming van de korte gelden viel mee. Op de professionele markten werd voor een aanmerkelijk bedrag aan lange middelen opgenomen. Bij bankiers opgenomen gelden toonden een forse stijging. Spaarmiddelen De toeneming van de voor onze organisatie zo vitale spaarmiddelen was in 1 988 opnieuw gering, hoewel zich een verbete ring ten opzichte van het daaraan vooraf gaande jaar manifesteerde. In tegenstelling tot de situatie in 1 987 overschreed de spaaraanwas in het verslagjaar het bedrag van de rentebijschrijving. De niettemin teleurstellende gang van zaken bij de spaar middelen hing ongetwijfeld nog ten dele samen met de slechts langzaam wegeb bende onrust bij het publiek die het gevolg is van de medio 1 987 aangekondigde plicht voor de banken om de fiscale autoriteiten te informeren over door cliënten ontvangen rente. Niet eerder dan in de loop van 1 988 voltrok zich een zeer voorzichtige keer ten goede. Het inlegoverschot beliep f 204 miljoen, te vergelijken met f 363 miljoen negatief in 1 987 en f 1.1 05 miljoen in 1 986. In april werd de Rabobank Rende ment Rekening geïntroduceerd, waarmee wordt voorzien in de behoefte bij het publiek aan een hoge opvraagbaarheid van het spaargeld gekoppeld aan een attractieve rentevergoeding. Ultimo 1 988 was f 3,4 miljard op in totaal 65.000 van dergelijke rekeningen gestald. Dit ging overigens deels ten koste van de in de depositosfeer aange houden tegoeden. 21

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 1988 | | pagina 12