N Ook de uitvoer ondervond daarvan de gevolgen. De prijsconcurrentie voor Nederlandse produkten nam vrij sterk toe. Hierdoor kwamen de winst marges enigszins onder druk te staan. Het volume van de uitvoer werd ongunstig beïnvloed door de gematigde groei van de wereldhandel en door de ontwikkelingen in de energiesector. Aangezien de uitvoerprijzen niet zo snel daalden als de invoerprijzen, verbeterde de ruilvoet. Daardoor bleef de daling van het overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans per saldo beperkt. Uiteindelijk werd een positief saldo van f 1 6 (1 8) miljard gerealiseerd. De werkgelegenheid nam evenals in 1 985 met 50.000 arbeidsjaren toe. Bovendien trad een verdere groei van de deeltijdarbeid op. Ondanks een groter arbeidsaanbod kon de geregistreerde werkloosheid daardoor verder worden teruggebracht tot gemiddeld 710.000 (760.000) personen. De volumegroei van het Bruto Nationaal Produkt kwam tenslotte uit op circa 2%, in lijn met die in de voorafgaande jaren. Financiële markten De financiële markten werden gedurende het verslagjaar in toenemende mate beheerst door onzekerheden. Die betroffen niet alleen het koers verloop van 's werelds belangrijkste valuta en de ontwikkeling van de olieprijzen, maar meer nog het wisselkoers- en rentebeleid in de belangrijkste industriële landen. Centraal stond wederom de voortgaande depreciatie van de dollar tegenover met name de yen en de Duitse mark. Ten opzichte van de gulden is de dollarkoers gedaald van f 2,77 eind 1 985 tot f 2,1 9 op het eind van het verslagjaar. Mede als gevolg van de koersbewegingen van de dollar en het pond sterling kwam een einde aan een periode van drie jaar van betrekkelijke rust in het Europese Monetaire Stelsel (EMS). Op 6 april 1 986 werd tijdens een bijeenkomst in Ootmarsum besloten de onderlinge spilkoersen in het stelsel aan te passen. De Franse frank werd met 3% gedevalueerd, terwijl de Duitse mark en de gulden met hetzelfde percentage werden opgewaardeerd. Medio januari 1 987 had opnieuw een herschikking plaats. De waarde van de Duitse mark en van de gulden ging wederom met 3%omhoog. Deze gebeurtenissen bepaalden het afgelopen jaar in sterke mate het beloop van de rente op de binnenlandse geldmarkt. Na een aanvankelijke daling tot circa 5,3%- waarbij de Nederlandsche Bank begin maart haar officiële tarieven met 0,5%verlaagde - steeg de korte rente na de herschikking van de wisselkoersen in april tot boven de 6%. De banken waren in deze periode genoodzaakt tot het instellen van een tijdelijke extra opslag op de debettarieven. Het herstel van de gulden in het EMS maakte een hernieuwde rentedaling mogelijk. Gedurende de laatste maanden steeg de rente echter wederom onder invloed van het internationale rente beeld. Ook de zwakkere positie van de gulden ten opzichte van de Duitse mark speelde een voorname rol. Dit noopte de banken opnieuw tot het invoeren van een tijdelijke extra opslag. Aan het eind van het jaar beliep de geldmarktrente ruim 6%. De rentebewegingen op de kapitaalmarkt toonden, afgezien van een onderbreking als gevolg van de herschikking in het EMS, vrijwel het hele jaar een daling. Dit was in overeenstemming met de internationale rente beweging. In augustus werd voor het eerst sinds 1 965 de 6%weer onderschreden. Gedurende de laatste maanden bracht een stijging de lange rente uiteindelijk ultimo 1 986 op 6,4%, ongeveer een half procent punt minder dan aan het begin van het jaar. De vervroegde aflossingen van woningwetleningen door woningbouwcorporaties (f 1 6 miljard) maakten het de Staat mogelijk zijn beroep op de kapitaalmarkt 10 1983 1982 aanmerkelijk te verminderen. Het financieringstekort van het Rijk, gecorrigeerd voor dit effect, is gedaald en wel tot 6,3% van het nationaal inkomen. Op de Nederlandse kapitaalmarkt heersten aanhoudend ruime verhoudingen. Te zamen met de verminderende geldontwaarding en de internationaal alom dalende rente bewerkstelligden zij de (meestentijds) neerwaartse rentebeweging. Tegen deze achtergrond nam de kapitaaluitvoer vanuit Nederland in de loop van 1986 beduidend toe. De sterke stijging van de binnenlandse liquiditeitenmassa sinds 1982 was voor de Nederlandsche Bank aanleiding aan het begin van het jaar een informele vorm van directe kredietbeheersing in te stellen. Deze zal in 1987 worden voortgezet. Het bankwezen is aangrijpingspunt voor beheersing van de nationale liquiditeitenmassa, die echter ook vanuit het buitenland en door de overheid wordt beïnvloed. Daarmee wordt beoogd heropleving van de inflatie tegen te gaan. De van de huidige overliquiditeit uitgaande inflatiedreiging is overigens zeer beperkt. Liquiditeiten bevinden zich immers vooral in handen van bedrijven, waarschijnlijk als reserve voor de financiering van investeringen. De informele kredietbeheersing schept bovendien extra problemen in een periode waarin, onder meer als gevolg van fiscaal beleid, de aanwas van spaarmiddelen stagneert. Kredietverlening Het financieren van de bedrijven van onze leden is de kernactiviteit van onze coöperatieve organisatie. Het is verheugend dat 1 986 in dit opzicht voor de Rabobankorganisatie een succesvol jaar is geweest. Een toe nemend aantal ondernemers, dat - vooral in het midden- en kleinbedrijf - betere resultaten boekte dan in de afgelopen jaren, deed een groeiend beroep op onze leningen en kredieten. In het groeitempo van de kredietverlening kwam in de tweede helft van 1 985 een opleving op gang, welke zich in het verslagjaar heeft voort gezet. Vooral vanuit bepaalde agrarische sectoren was de vraag naar nieuwe leningen wederom fors hoger. De leningvraag van handel,

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 1986 | | pagina 7