Bondsrepubliek Duitsland
Kaas - op de foto te zien in enorme
pekelbakken - behoort tot onze
belangrijkste exportprodukten.
In 1985 werd er voor ruim f 1,1 miljard
naar West-Duitsland geëxporteerd,
hetgeen 45% van onze totale
kaasexport was.
presenteerde de Europese Commissie het Groenboek, waarin een
aantal opties voor aanpassing van het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid is uitgewerkt. Kernpunten daaruit zijn onder
andere een meer marktgeoriënteerd prijsbeleid en, daaraan
gekoppeld, bepaalde vormen van inkomenstoeslagen.
Door agrarische bedrijven werd in 1 985 voor een bedrag van
f 4.344 (3.563) miljoen aan nieuwe leningen opgenomen. Dit is een
groei van 22% ten opzichte van 1 984 en ook nog bijna f 300 miljoen
meer dan in 1 983, toen na een aantal jaren van neergang voor het
eerst de kredietvraag weer duidelijk toenam. Onder invloed van de
aangekondigde superheffing liep de vraag naar bankkrediet in de
melkveehouderijsector gedurende het tweede en derde kwartaal
van 1 984 belangrijk terug. In de laatste maanden van 1 984 trad
evenwel een herstel in, dat zich in de verslagperiode heeft
voortgezet. De gevolgen van de superheffing lijken in het algemeen
redelijk veerkrachtig te worden opgevangen en het vertrouwen in
de toekomst niet fundamenteel te hebben aangetast. In het verslag
jaar stond tegenover het negatieve effect van deze heffing een
positieve invloed van de goede ruwvoederwinning en de lagere prijs
voor krachtvoer.
De intensieve veehouderij werd eind 1 984 geconfronteerd met
groeibeperkende overheidsmaatregelen in verband met
milieuproblemen.
In eerste aanleg leidde dit vooral in de varkenshouderij tot versnelde
realisering van reeds bestaande investeringsplannen, waardoor
zelfs nog iets meer bankkrediet werd opgenomen dan in het
voorgaande jaar. In de pluimveehouderij liepen de investeringen
duidelijk terug. Marktverzadiging leidde hier tot uiterst krappe
marges.
De stijging van de investeringen in de veehouderij is deels toe te
schrijven aan de toegenomen belangstelling voor grondaankopen.
De grondprijzen liepen daardoor in sommige streken zeer hoog op.
Voor met name de varkens- en pluimveehouderij heeft dat te maken
met het instellen van maximale mestnormen per hectare; bij de
melkveehouderij lag hieraan vooral het verkrijgen van een groter
melkquotum ten grondslag.
Voor de akkerbouwers verliep 1 985 over het algemeen teleur
stellend. Het meer op marktevenwicht gerichte EG-beleid drukte de
graanprijzen, terwijl de graanoogsten door de ongunstige
weersomstandigheden in de zomer tegenvielen.
Meevallende oogsten van consumptie-aardappelen en uien
resulteerden in zeer lage opbrengstprijzen van deze vrije-
marktprodukten.
In de glastuinbouw lijkt een eind te zijn gekomen aan de voort
durende stijging van de energiekosten. Dit leidde voor de
groentetelers niet tot betere inkomens, omdat de opbrengstprijzen
over het algemeen tegenvielen. De bloemisterijsector groeide
daarentegen zeer sterk als gevolg van goede afzetmogelijkheden
in het buitenland, vaak op nieuwe markten. Ook in de verschillende
17