Consumptief krediet: persoonlijke
leningen voor vete bestedingsdoelen,
bijvoorbeeld voor de aankoop van
een auto.
voorgaande jaren zeer hoge niveau van f 40 miljard, hetgeen een
toename ten opzichte van 1 982 betekent van f 2 miljard.
Deze toeneming wordt echter voornamelijk veroorzaakt door de
stijging van de bedrijfsbesparingen, in casu de ingehouden
winsten. De gezinsbesparingen bleven nagenoeg op hetzelfde
niveau. Daarbinnen deed zich een beperkte verschuiving voor van
de vrije besparingen naar de contractuele besparingen. Ook was bij
gezinnen sprake van een voortgaande teruggang in de opgenomen
leningen; in de macro-cijfers betekent dat minder ontsparing.
De groei van de spaargelden bij banken stond dus onder sterke
druk. Hiervoor is een aantal oorzaken aan te geven.
Veel particulieren worden geconfronteerd met een reële en vaak
zelfs nominale inkomensteruggang. Zij kunnen het niveau van hun
bestedingen slechts handhaven door minder te sparen of hun
opgebouwde spaartegoeden aan te spreken.
Daarnaast vloeien door de toegenomen belangstelling voor
effecten (aandelen en staatsobligaties) omvangrijke bedragen bij
de banken weg. Helaas zal ook voor de komende jaren rekening
moeten worden gehouden met belangrijke concurrentie van de
Staat op de traditionele middelenmarkt van het bankwezen.
Hierbij dient te worden bedacht dat de omvang van de beschikbaar
komende middelen bepaalt, in welke mate en tegen welke prijs aan
financieringsaanvragen voor bedrijfsinvesteringen kan worden
voldaan. Gelet op deze relatie, maar ook om een opeenhoping van
de financieringsproblemen van de overheid aan het eind van de
jaren tachtig te beperken, pleiten wij voor staatsleningen met
langere looptijden en daaraan aangepaste tarieven.
De spaarneiging kan ook negatief zijn beïnvloed door een lagere
nominale rente dan men in het recente verleden gewend is
geweest, ondanks het feit dat de reële rente hoog is.
Tegoeden worden in meer liquide vorm aangehouden en ook
gemakkelijker gebruikt om het bestedingsniveau op peil te houden.
Het lagere nominale renteniveau leidt bovendien tot minder rente
bijschrijving en daarmee tot een geringere stijging van de
spaarmiddelen.
Tot slot kunnen nog vervroegde aflossing van leningen en
publikaties rond fiscaal anonieme tegoeden worden genoemd als
factoren die de spaaraanwas negatief hebben beïnvloed.
Binnen de spaarmiddelen veroorzaakte de daling van de geld
marktrente een verdere verschuiving van particuliere deposito
rekeningen naar spaarrekeningen. In de tweede helft van het
verslagjaar is aan deze beweging een eind gekomen. Dat komt
vooral door het vrij stabiele beeld van de geldmarktrente op een
niveau dat in vergelijking met dat in het verleden én met dat van de
tarieven voor spaargelden als meer normaal kan worden
beschouwd.
De groei van de tegoeden op privé-rekeningen beliep f365 (426)
miljoen. In april werd besloten de rente op deze rekeningen te
verlagen van 1,5% naar 0,75%.
Het aantal privé-rekeningen nam per saldo toe met 1 30.000, te
vergelijken met 100.000 in 1982 en 95.000 in 1981. De grens
van drie miljoen privé-rekeningen werd in juni 1983 overschreden.
23