aanvankelijk laag. De bestaande capaciteit bood voldoende ruimte om de produktie-uitbreiding op te vangen. In de bouwnijverheid bleef de situatie moeilijk. Het produktie- volume liep met circa 5% terug. In 1 984 wordt een voortgaande daling van de woningbouw verwacht. In de utiliteitsbouw kan - onder invloed van een verwachte stijging van de bedrijfs investeringen - het produktievolume toenemen. Voor de totale bouwnijverheid wordt daardoor in 1 984 een stabilisatie van de reële produktie mogelijk. Nieuw verstrekte leningen aan particulieren hebben in de verslag periode een krachtig herstel laten zien. Zij stegen met 48 (- 5)% tot f 7.874 (5.328) miljoen. In de loop van 1 982 en in de eerste maanden van 1983 daalde de rente voor woninghypotheken fors. Daardoor ontstond er bij onze particuliere cliënten een sterke voorkeur voor vastrentende leningen. Mede door de introductie van de Rabobank Rente Stabiel Hypotheek werd hieraan tegemoet gekomen en kon onze organisatie haar marktaandeel ruimschoots handhaven. De prijzen van nieuwbouwwoningen bleven onder druk staan. Dit was mede het gevolg van de opkomst van goedkope vrije sectorwoningen en bezuinigingsmaatregelen in de gesubsidieerde sfeer. De prijzen van bestaande woningen gaven - evenals in 1982 - een wisselend beeld te zien, met het hoogtepunt aan het begin van de zomer. Deze golfbeweging lag - gemeten aan het jaar gemiddelde- in 1 983 op een wat hoger niveau dan in het voorgaande jaar, zodat er een eind kwam aan een langdurige prijsdaling. De markt was duidelijk levendiger, vooral in de meer gangbare prijsklassen. Deze gang van zaken werd zeker gestimuleerd door de relatief lage prijs van koopwoningen, een redelijk nominaal renteniveau en voortgaande prijsstijgingen in de huursector. Dat de opleving bescheiden bleef, hangt nauw samen met de nog steeds onzekere toekomstverwachting van velen over inkomen en werkgelegenheid. De aflossingen op uitstaande leningen namen aanzienlijk toe tot f 11,8 (9,9) miljard. Van invloed hierop waren de extra aflossingen en de omzettingen van bestaande financieringen in verband met de sterk gedaalde rentestand. De uitstaande debetsaldi in rekening-courant namen toe met f 800 miljoen. In 1981 en 1 982 vertoonden deze saldi nog een daling. Behalve door aantrekkende investeringen is deze stijging veroorzaakt door de minder gunstige liquiditeit in bepaalde delen van de agrarische sector. Wellicht heeft ook het feit dat de kredietrente in vergelijking met de leningrente relatief laag was een rol gespeeld. De uitstaande kredietverlening aan de private sector steeg uiteindelijk met 9 1tot f 74,0 (68,2) miljard. Overige uitzettingen Onder invloed van de aantrekkende kredietverlening en achter blijvende middelengroei daalde de portefeuille schatkistpapier per 20 saldo licht tot f 4,6 (4,7) miljard, nadat deze in 1 982 met bijna f 0,7 miljard was uitgebreid. Doordat overheidsobligaties met bijna f 400 miljoen toenamen en de beurswaarde van ons aandelenbezit belangrijk opliep steeg de post effecten tot f 4,7 (4,0) miljard. Eveneens vanwege de aantrekkende kredietverlening en de achterblijvende middelen- groei werden de korte beleggingen belangrijk verminderd. Het saldo van lange beleggingen onderging nauwelijks wijziging. De groei van de post bankiers in binnen- en buitenland met 1 2 (- 9)% tot f 1 9,1 1 7,1miljard is het gevolg van de hogere waardering van de dollar en van het gestegen interbancair bedrijf bij ons kantoor te New York. Toevertrouwde middelen Middelen met spaarkarakter zijn van oudsher de belangrijkste middelenbron voor onze organisatie. Vanaf het midden van de jaren zeventig tot en met 1981 toonde dit soort middelen een schommelende en procentueel gestaag afnemende groei. Toch lag de jaarlijkse nominale stijging in die jaren bij onze banken op een tamelijk stabiel niveau van circa f 4 a f 5 miljard. Sedert 1 982 doet zich een scherpe terugval voor, die slechts in beperkte mate wordt gecompenseerd door de ontwikkeling van andere middelen categorieën. De spaargelden namen bij onze organisatie in het verslagjaar slechts licht toe metf 24 miljoen, te vergelijken met een groei van f 2.753 miljoen in 1 982 en van meer dan f 4 miljard in de jaren daarvoor. Deze terugval doet zich niet alleen bij ons voor, maar ook bij andere spaarinstellingen. Ons marktaandeel is dan ook vrijwel gelijk gebleven. Groei kredietverlening en toevertrouwde middelen (in procenten van de stand op 1 januari) I kredietverlening I toevertrouwde middelen 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 Deze ontwikkeling van de spaartegoeden bij banken lijkt in tegen spraak met de macro-economische cijfers. De nationale besparingen bereikten in 1 983 immers het in vergelijking met 21

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 1983 | | pagina 12