Bij de aanpassing van de spilkoersen in maart werd de traditionele
koppeling van de gulden aan de Duitse mark losgelaten. Dit werd in
de markt als een teken van zwakte uitgelegd, waardoor de gulden
via interventies moest worden gesteund en de korte rente bijna 2
procentpunten opliep. Begin mei werd deze ontwikkeling door
De Nederlandsche Bank bekrachtigd met een discontoverhoging
van een vol procentpunt. Een tweede verhoging van het disconto -
begin september, in navolging van Duitse maatregelen-vertaalde
zich niet in hogere geldmarkttarieven. Vanaf augustus won de
gulden binnen het E.M.S. snel aan kracht. Sinds medio juli deed
zich - mede door de stortingen op twee zeer omvangrijke staats
leningen - een enorm tekort op de geldmarkt voor. Dit tekort
werkte echter niet rente-opdrijvend omdat de kracht van de gulden
De Nederlandsche Bank in staat stelde tijdelijke marktsteun te
verlenen.
Het geringe succes van enkele staatsleningen in de eerste
maanden van het jaar zette de Nederlandse kapitaalmarktrente
onder opwaartse druk. Het succes van de vijfde staatslening
(f 8,5 miljard) in juni betekende een keerpunt in deze ontwikkeling.
De rust keerde weer en de dekking van de resterende
financieringsbehoefte van de overheid leverde, zeker na de
geslaagde plaatsing van de zesde staatslening (f 4 miljard), weinig
problemen op. Ondanks de grote vraag van de overheid kon een
flink aantal bedrijven door uitgifte van aandelen een beroep op de
kapitaalmarkt doen. Ook op de obligatiemarkt steeg het aantal
leningen dat later in aandelen en dus eigen vermogen kan worden
omgezet.
Aantal werklozen
(jaargemiddelden in duizendtallen)
jonger dan 25 jaar
Kredietverlening
De lichte kentering in de groei van de uitstaande kredietverlening,
waarvan wij in ons vorige verslag melding maakten, is met name in
de tweede helft van het verslagjaar versterkt.
De Rabobankorganisatie verstrekte nieuwe leningen tot een
bedrag van ruimf 1 5,0 (10,5) miljard. Dat is bijna 43% meer dan in
1982 en zelfs iets boven het niveau van 1980, het jaar waarin de
teruggang in de verstrekkingen begon. De stijging deed zich voor
zowel in de particuliere sector als- in iets mindere mate- in de
bedrijvensector.
16
Leningen in 1983
in miljoenen guldens
Verstrekkingen
Aflossingen
Toeneming
Aangesloten banken
1 1 866
8978
2 888
Rabohypotheekbank N.V.
1 351
1 732
- 381
Rabobank Nederland
1 809
1 124
685
Totaal
15 026
11 834
3 192
Verstrekte leningen en
aflossingen Rabobankorganisatie
procentuele verandering
t.o.v. vorige periode
in miljoenen guldens
1979
1980
1981
1982
1983
1980
1981
1982
1983
Landbouw
3817
3378
2 161
1 839
2 537
-12
-36
-15
38
Tuinbouw
1 532
1 231
849
754
751
-20
-31
-11
0
Agrarische rechtspersonen
606
619
518
389
368
2
-16
-25
- 5
Totaal agrarische sector
5955
5 228
3 528
2 982
3 656
-12
-33
-15
23
Handel, Nijverheid en Dienstverlening
3 553
3 359
2 926
2 232
3 496
- 5
-13
-24
57
Totaal bedrijven
9 508
8 587
6 454
5214
7 152
-10
-25
-19
37
Overige groepen
8 573
5 940
5 598
5 328
7 874
-31
- 6
- 5
48
Totaal verstrekkingen
18081
14527
12 052
10 542
15 026
-20
-17
-13
43
Totaal aflossingen
10 108
10657
9 766
9 936
1 1 834
5
- 8
2
19
In enkele belangrijke agrarische sectoren hebben gunstige bedrijfs
resultaten over 1981 en 1 982 in het verslagjaar geleid tot een
opleving van de investeringen. De agrarische sector nam in totaal
23 (- 1 5)% méér nieuwe leningen op dan in 1 982, namelijk
f 3.656 (2.982) miljoen. De relatief grootste stijging vond plaats in
de varkenshouderij. In deze sector voltrok zich overigens in het
laatste kwartaal van 1 983 een prijsval van - naar moet worden
gevreesd - langdurige aard, die de uitbreidingsinvesteringen zal
beperken. De opbrengstprijzen stonden en staan onder druk van
het stijgende aanbod. Daartegenover staan oplopende voeder-
prijzen, zodat de inkomens van twee zijden worden aangetast.
Akkerbouw, melkveehouderij en gemengde bedrijven maken
samen circa 60% uit van onze verstrekkingen aan de agrarische
sector. De goede gang van zaken in deze bedrijven in enkele vorige
jaren, heeft in het verslagjaar nieuwe impulsen gegeven aan
moderniseringen en schaalvergroting. Dit leidde in 1 983 ook tot
verhoogde activiteiten op de grondmarkt bij oplopende prijzen.
Het jaar 1 983 was voorde land- en tuinbouw een niet onverdeeld
gunstig jaar. Slechte weersomstandigheden en markt
ontwikkelingen hebben met name in de veehouderij tot inkomens
teruggang geleid. De pluimveehouderij werd geconfronteerd met
veelal lagere opbrengstprijzen en stijgende voerkosten, terwijl in
de varkenshouderij ook veeziekten voor grote problemen zorgden.
17