Economische ontwikkeling
gemeenschappelijke houding stimuleren,
waardoor eendrachtig de schouders onder de
problemen worden gezet. Onze eigen
coöperatieve werkwijze deed ons vele malen
ervaren, dat dit de beste weg is tot resultaat.
Goede hoop biedt deze weg voor het
herwinnen van haar gezondheid door onze
nationale economie, al zal naar verwachting
het genezingsproces moeizaam en langdurig
zijn.
Op donderdag 4 juni 1981 heeft de
Algemene Vergadering in de Raad van
Toezicht herkozen de heren H. Biemans,
drs. P. Bukman, prof. dr. F.W.J. Kriellaars en
prof. mr. P.A. Stein. Als nieuw lid van de Raad
van Toezicht werd gekozen de heer J. van der
Worp. In de Raad van Beheer is herkozen de
heer E.J.M. Kolfschoten. In het verslagjaar is
drs. H.H F. Wijffels benoemd tot lid van de
Hoofddirectie.
Om gezondheidsredenen heeft de heer
G. Vredeveld zijn functie als lid van de Raad
van Toezicht neergelegd. De heer Vredeveld
heeft deze functie gedurende 1 7 jaar op zeer
gewetensvolle wijze uitgeoefend. De Raad
van Toezicht heeft zich gedurende deze
periode gaarne bediend van zijn grondige
kennis van de situatie bij de plaatselijke
banken, aan wier belang de heer Vredeveld
steeds een sterk accent heeft gegeven.
Wij zijn de heer Vredeveld zeer erkentelijk
voor zijn waardevolle bijdragen aan de taak
vervulling van de Raad van Toezicht van onze
instelling en voor zijn grote inzet voor de
belangen van het coöperatieve bankwezen.
In het verslagjaar nam de organisatie
afscheid van dr. W.F. Duisenberg,
plaatsvervangend voorzitter van de Hoofd
directie, die op 1 mei 1 981 een functie
aanvaardde bij De Nederlandsche Bank.
In de betrekkelijk korte periode waarin de
heer Duisenberg zijn functie binnen onze
organisatie heeft bekleed, heeft hij mede op
de grondslag van zijn grote kennis en ervaring
een uiterst waardevolle inbreng gehad in de
besturing daarvan. Met voldoening hebben
wij ervaren dat ook hij de coöperatieve
structuur waarbinnen onze organisatie
opereert, een warm hart toedraagt.
Hoewel wij het betreuren dat hij onze
organisatie reeds na enige jaren weerverliet,
strekte het ook ons tot eer dat de heer
Duisenberg per 1 januari 1 982 tot president
van De Nederlandsche Bank werd benoemd
als opvolger van dr. J. Zijlstra. Wij wensen
hem in deze zware en verantwoordelijke
functie veel succes en voldoening.
In de plaats van de heer Duisenberg werd het
lid van de Hoofddirectie, drs. J.A. van Ogtrop,
benoemd tot plaatsvervangend voorzitter
van dit college.
Arbeidsmarkt
12
Produktie en werkgelegenheid
De omvang van de produktie in de bedrijven
liep gedurende het verslagjaar terug.
Oorzaak was de teleurstellende ontwikkeling
van de afzet, met name in het binnenland.
Dit had ook tot gevolg dat het afbraakproces
van de werkgelegenheid versnelde.
Een weinig rooskleurige gang van zaken, die
eveneens blijkt uit de stijging van het aantal
faillissementen: met 42% tot bijna 7.300.
De werkgelegenheid bij bedrijven (inclusief
zelfstandigen) daalde naar schatting met 2%,
als resultante van een vermindering van het
produktievolume met 11/2% en een stijging
van de arbeidsproduktiviteit met 1/2%.
Aldus gingen ruim 80.000 arbeidsplaatsen
verloren. Vooral het verlies aan industriële
werkgelegenheid is opvallend geweest.
Daar bovendien ongeveer 50.000 personen
tot de arbeidsmarkt toetraden, telde men
gemiddeld 1 37.000 werklozen meer dan een
jaar tevoren.
Eind 1 981 waren er, na seizoencorrectie,
zelfs circa 450.000 werklozen: meer dan
1 0% van de afhankelijke beroepsbevolking
en anderhalf maal het aantal bij het begin van
het jaar! Verontrustend is met name, dat
bijna de helft bestaat uit jeugdige werklozen.
Een verschijnsel, dat helaas ook elders in
West-Europa bekend is. De druk op de werk
gelegenheid kreeg bovendien nog extra
accent, doordat het aantal vacatures met de
helft verminderde en daalde tot ruim 1 5.000.
Industriebeleid
In 1 980 publiceerde de Wetenschappelijke
Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) een
rapport onder de titel: 'Plaats en toekomst
van de Nederlandse industrie'. Daarin werd
de conclusie getrokken, dat de continuïteit
van de Nederlandse economie onder de
huidige omstandigheden niet gewaarborgd
zou zijn. Om de hoofddoelstellingen van het
economisch beleid - te weten werkgelegen
heid, economische groei en extern evenwicht
- te realiseren zou een versterking van de
bedrijvensector nodig zijn, te beginnen bij de
industrie. Hiertoe zou de overheid met een
combinatie van algemeen en specifiek
structuurbeleid een aanpassing van de
produktiestructuur aan de internationale
concurrentieverhoudingen moeten
bevorderen.
Naar aanleiding van een der aanbevelingen
van dit WRR-rapport werd door de regering
een Adviescommissie inzake het industrie
beleid ingesteld. Deze naar haar voorzitter
geheten Commissie Wagner kreeg tot taak
mede op basis van het WRR-rapport te
adviseren omtrent de wenselijkheid van
beleidswijzigingen.
Haar rapport met de titel 'Een nieuw
industrieel elan' bepleitte met name
bevordering van de investeringen, beheersing
van de loonkostenstijging en stabilisering van
de collectieve lastendruk. Daarnaast zou er
een beleidsombuiging moeten komen van
steunverlening aan probleembedrijven naar
stimulering van bedrijven met perspectief.
In dit verband werd ook geadviseerd tot
oprichting van een Maatschappij voor
Industriële Projecten (MIP), die op
commerciële basis risicodragend kapitaal
beschikbaar stelt voor (grotere) nieuwe
projecten. Tevens werd aanbevolen een
nieuwe Adviescommissie in het leven te
roepen, die de uitvoering van de beleids
voorstellen nauwgezet zou moeten volgen
voor een periode van voorlopig twee jaar.
Deze nieuwe tijdelijke Adviescommissie
inzake de voortgang van het industriebeleid,
ook wel de Commissie Wagner II genoemd,
300
1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981
aantal vacatures
aantal werklozen
Bron: CBS
(voor seizoen gecorrigeerd; x 1000)
13