L de ongekend hoge reële rentevergoeding. Een van de oorzaken van dit betrekkelijk lage spaarniveau is ongetwijfeld de sterke toeneming van het met geleend geld verworven eigen woningbezit in de tweede helft van de jaren zeventig. Dat heeft geleid tot sparen achteraf via aflossingen. Bovendien wordt in een toenemend aantal gevallen de spaarcapaciteit gedrukt door de hoge rente voor deze woningfinancieringen. Ook de in recente jaren verhoogde fiscale belangstelling voor (vormen van) spaar gelden heeft onmiskenbaar een negatieve invloed op de besparingen. In dat verband is onder meer te wijzen op de perikelen rond de fiscale behandeling van spaarbewijzen aan toonder. Deze begonnen eind 1 979 en leidden ertoe dat de belangstelling voor deze toonderstukken sterk terugviel. Na een lichte opleving in het begin van dit jaar valt sedert medio 1 981 een daling waar te nemen. Sedert 1 1 mei 1981 moet van handelingen met nieuwe stukken een registratienota worden opgemaakt. Het is waarschijnlijk dat van de middelen die voorheen in deze vorm werden aangehouden thans een deel naar het buitenland wordt overgeheveld of zelfs in de vorm van baar geld wordt opgepot. In beide gevallen is dat geld niet beschikbaar voor de financiering van binnenlandse investeringen. Ook het toenemend beroep van de overheid op de kapitaalmarkt beïnvloedt de aanwas van spaarmiddelen bij banken negatief. Zo heeft in 1 981 de Staat meer dan de helft van het totale kapitaal marktaanbod opgenomen. Financiering van de gigantische overheidstekorten kan niet buiten belangstelling uit het buitenland, welke moet worden gewekt met hoge rente percentages voor overheidsleningen, vaak 1 2% en hoger. Het spreekt vanzelf dat de banken mede ter bescherming van hun financieringsbronnen eveneens de rentevergoedingen voor diverse spaar- vormen moesten verhogen, met alle gevolgen van dien voorde tarieven in de kredietverlening. Een meer positieve invloed op de investeringen- endaarmeeopde werk gelegenheid in ons land I - zou te verwachten zijn, indien de overheid het rente-niveau zou trachten te verlagen door het bevorderen van vrijwillige besparingen, onder meer door middel van fiscale faciliteiten. In dat verband is te wijzen op de in de Verenigde Staten onlangs geïntroduceerde mogelijkheid van fiscale aftrek van besparingen, voor zover deze worden vastgezet op-spaarvormen (zogenaamde Individual Retirement Accounts) die geblokkeerd zijn tot een bepaalde leeftijd van de houder. Ook de voortdurende nivellering van de besteedbare inkomens heeft naar onze overtuiging een drukkend effect op de besparingen. In de afgelopen jaren is niet gebleken, dat ervan hoge reële rente vergoeding een positieve invloed uitgaat op de spaarneiging. Wel echter heeft in het verslagjaar de hoge rentestand voor met name particuliere termijndeposito's andermaal tot zeer omvangrijke verschuivingen binnen de onderscheiden vormen in de spaarmiddelen geleid. Die verschuivingen gingen vooral ten koste van de gewone dagelijks opvraagbare spaar tegoeden en van de tegoeden met opzeg termijn. Tegen het einde van het jaartrad enige kentering op in de geschetste ontwikkeling. De zuigkracht van de particuliere termijndeposito- rekeningen verminderde onder invloed van de dalende depositotarieven. Daar tegenover ontstond een sterke beweging naarde vaste termijn spaarrekeningen, waarop onder invloed van de concurrentieverhoudingen ook voor de kortere termijnen relatief zeer hoge rente percentages werden geboden. De zogenaamde gebonden spaarvormen in ons spaarmiddelenpakket, en met name die voor jeugdige spaarders, mochten zich in een goede belangstelling verheugen. Dat geldt zeker voor het in het verslagjaar gewijzigde Rabobank Kinderspaarplan. Het aantal bij onze organisatie aangehouden spaar rekeningen en particuliere deposito rekeningen steeg in het verslagjaar met Groei spaarmiddelen in procenten van de stand op 1 januari (gecorrigeerd voor de inflatie) 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 42 210 000(225 000) tot 8 510 000 (8 300 000). Het gemiddeld op die rekeningen aangehouden tegoed beliep ultimo 1 981 f 6 11 0,- (f 5 700,-). Overige middelen Onderde in onze kerngegevens opgenomen post middelen op termijn zijn begrepen de door onze banken uitgegeven deposito- brieven en termijnplanbrieven, de door de Rabohypotheekbank N.V. geplaatste pand brieven, de door Rabobank Nederland uitgegeven obligatieleningen, de opgenomen onderhandse leningen alsmede de tegoeden van bedrijven en instellingen op deposito rekeningen bij de aangesloten banken en bij Rabobank Nederland. In het verslagjaar namen deze middelen in totaal toe met f 2 033 miljoen, te vergelijken met f2 927 miljoen in 1980 en f4072 miljoen in 1979. De geringere groei is vooral een gevolg van de afgenomen behoefte aan aanvullende middelenbronnen voor onze organisatie in verband met de stagnatie in de krediet verlening en de opheffing van de krediet beperking. De door ons op de onderhandse kapitaalmarkt opgenomen middelen namen af metf 1 227 miljoen, te vergelijken met een toename van f954 miljoen in 1 980. Ook op de obligatie- en pandbriefmarkt werd minder opgenomen dan in 1 980. Rabobank Nederland emitteerde in maart 1 981 een 1 O-jarige 6,5% obligatielening van Zw. Frs. 50 miljoen. Het netto beroep van de Rabo hypotheekbank N.V. op de pandbriefmarkt nam toe met f 504 (956) miljoen. De afgifte van pandbrieven verliep moeizamer dan in 1 980. De belangstelling voor pandbrieven stond onder druk van de perikelen rond enkele hypotheekbanken en het grote aanbod aan hoogrentend overheidspapier. Binnen de als gevolg daarvan verstoorde en verkleinde pandbriefmarkt nam het aandeel van de Rabohypotheekbank N.V. fors toe. De tegoeden op depositorekeningen van bedrijven en instellingen groeiden wederom krachtig. Oorzaak daarvan waren de geringere investeringsanimo en de hoge geldmarktrente, alsook de succesvolle inspanningen van Rabobank Nederland om in haar cliëntenkring voor deze middelen een substantieel aandeel van de markt te verwerven. In de tegoeden op privé-rekeningen was tot 1 978 telkens een inflatoire aanwas vast te stellen. Sedertdien is het stijgingstempo afgenomen. Belangrijkste oorzaken daarvan zijn de achterblijvende inkomens ontwikkeling van particulieren, de hoge rente lasten voor eigen woningbezitters en zeker ook de toegenomen rentebewustheid. In het verslagjaar leidden de genoemde factoren ertoe dat, voor het eerst sedert de introductie van privé-rekeningen in 1 966, het tegoed bij onze organisatie afnam. Die afname bedroeg f138 miljoen, te vergelijken met een stijging van f 1 94 miljoen in 1 980. Die daling kwam tot stand ondanks een verdere groei van het aantal privé-rekeningen met 95 000 (130 000) tot 2,840 miljoen. Uiteindelijk nam het gemiddeld tegoed per privé- rekening af totf 1 885,-(2 000,-). In het licht van de toenemende kosten die verbonden zijn aan het gebruik van deze rekeningen is dat een ongunstige ontwikkeling. Rekening-couranttegoeden van bedrijven en instellingen stegen met f171 (1 96) miljoen. Ook in de ontwikkeling van deze tegoeden, te zamen met die van de zakelijke deposito's, weerspiegelt zich de verbeterde liquiditeitspositie van veel agrarische bedrijven en de geringe investeringsanimo. Totaal toevertrouwde middelen De geschetste ontwikkeling resulteerde uiteindelijk in een toeneming van de aan onze organisatie toevertrouwde middelen met f6 721 (7 593) miljoen tot f 82 571 (75 850) miljoen. Dat is weliswaar met 9 (11)% een lager stijgingstempo dan in 1 980, doch gezien ons verminderde beroep op de openbare en onderhandse kapitaalmarkt stemt de groei alleszins tot tevredenheid. De groei kwam grotendeels tot stand bij onze 43

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 1981 | | pagina 23