i jj li I 1 Financiering van de Schatkist (in f mrd.) U monetaire financiering openbare leningen onderhandse leningen Bron: M.v.F. frank, de Deense kroon en het Ierse pond. De Franse frank en de Italiaanse lire, die reeds in maart met 6% was gedevalueerd, werden tegenover deze munten met 3% in waarde verminderd. De valutaire ontwikkeling, alsmede de internationale rentebeweging en het grote geldmarkttekort, noopten De Nederlandsche Bank (DNB) de geldmarkt actief te begeleiden. Het beleid werd in het eerste halfjaar vooral gericht op ondersteuning van de guldenskoers; later maakte de versterkte positie van de gulden een verruiming mogelijk. DNB hanteerde daarbij contante interventies, dollarswaps en speciale beleningen veelvuldig als instrumenten. Met deze laatste en met het contingent werd ook regelmatig een tariefpolitiek gevoerd. Wijziging in de officiële DNB-tarieven kwam slechts eenmaal voor, namelijk in maart toen zij met een punt werden verhoogd. De geldmarkttarieven kwamen door deze ontwikkelingen vanaf mei flink boven de officiële tarieven te liggen. Dit noodzaakte de banken een extra opslag op de debetrente voor kredieten in rekening-courant te hanteren. Bij de algemene banken bereikte deze opslag in september zelfs het record niveau van 3 V2%. Onze organisatie heeftzich in dit opzicht terughoudend opgesteld. Opmerkelijk was dat de krapte op de geldmarkt dit jaar niet of nauwelijks werd vergroot door een aanwas van de bank- biljettenomloop. Na een gemiddelde stijging in de periode 1 97 1 t/m 1 980 met ruim 8% perjaarnam deze in 1 981 nog slechts met 1 toe. De Schatkist was in het verslagjaar veelal leeg. Overheidsfinanciën en kapitaalmarkt Hoe moeilijk beheersbaar- alle ombuigingen, heroverwegingen en kaspiafonds ten spijt- de overheidsfinanciën zijn geworden, wordt duidelijk geïllustreerd door de veelvuldige aanpassingen van de ramingen voor het financieringstekort van de totale overheid. De aanvankelijke raming voor 1 981 van 51A% is geleidelijk opgelopen tot ruim 8% van het nationale inkomen. Geen wonder dan ook dat de versterkte ombuiging van de overheidsuitgaven steeds meer op de voorgrond komt te staan als noodzakelijk middel om het financierings tekort terug te dringen. Te meer is daar reden toe, omdat de sterk stijgende rentelasten van de overheid ook in de komende jaren beslag zullen leggen op een steeds groter deel van de aanwas van de collectieve middelen. Spectaculair was wederom het beroep van de overheid op de kapitaalmarkt. Via een record aantal van 1 1 openbare Staatsleningen werd een totaal bedrag van f 1 0,9 miljard uit de markt gehaald. Het openbare en onderhandse beroep door de centrale en lagere overheid legde beslag op meer dan de helft van het binnenlandse aanbod. Opwaartse druk op de kapitaal marktrente kon dan ook niet uitblijven, al bleef in ons land de rentestand in belangrijke mate mede bepaald door de internationale rente-ontwikkeling. De private sector liet op de kapitaalmarkt vrijwel verstek gaan en ook de kredietvraag van die zijde was gering. Financieringstekorten 10 kapitaalmarktberoep overheid 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 financieringstekort overheid (in netto nationaal inkomen)linkerschaal netto beroep overheid op kapitaalmarkt (in binnenlands aanbod)rechterschaal 18 De kredietbeperking, die in het eerste halfjaar nog van kracht was, had daardoor geen remmende werking. Zij werd in het tweede halfjaar opgeschort. De nieuwe gedragslijn, die in december voor 1 982 tot stand kwam, betekent in feite een beëindiging van de kredietbeperking. De rente op de kapitaalmarkt vertoonde in 1981 een geleidelijke stijging. Het grote kapitaalmarktberoep van de overheid, de internationale rentebeweging en de ontwikkeling van de geldmarkttarieven droegen daartoe bij. De middellange rente kwam boven 1 2% en het onderhandse tarief voor de Staat zelfs boven 1 3%. De stijging van de lange rente bleef achter bij die van de korte rente, met als gevolg wederom een omgekeerde rentestructuur tussen mei en half november. Aan het einde van het jaar viel een neiging tot rentedaling te bespeuren. Agrarische sector Europese landbouwpolitiek Voor de Europese Gemeenschappen begon het jaar 1981 met de toetreding van Griekenland als tiende lidstaat en met de ambtsaanvaarding van een nieuwe Commissie. Reeds eerder had de Raad van Ministers aan de Europese Commissie mandaat verleend een onderzoek te verrichten naar een structurele oplossing van de toegenomen spanning rond de financieringsproblematiek van de communautaire begroting. Voorwerp van onderzoek diende te zijn de ontwikkeling van het communautaire beleid, met dien verstande dat twee punten als een vast gegeven moesten worden beschouwd: de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de financiering (uit eigen middelen van de Gemeenschap) en de grondbeginselen van het gemeenschappelijke landbouwbeleid. 0p24juni1981 bracht de Commissie verslag uit. Zij beperkte zich niet tot de zuiver budgettaire problematiek, doch pleitte veeleer vooreen algemene strategie. Hoofdpunten: de ontwikkeling van nieuwe communautaire beleidslijnen, de hervorming en aanpassing van het gemeenschappelijke landbouwbeleid en tijdelijke bijsturingen op begrotingsgebied in afwachting van een duurzame oplossing terzake. Het gemeenschappelijke landbouwbeleid diende volgens de Commissie te blijven berusten op drie wezenlijke en onlosmakelijk met elkaar verbonden beginselen: eenheid van de markt, communautaire preferentie en financiële solidariteit. Tevens zou naar haar mening de handhaving van het landbouw inkomen niet langer het enige uitgangspunt moeten zijn voor de vaststelling van de gegarandeerde prijzen. Aan de producenten zou voorts geen volledige garantie mogen of kunnen worden geboden voor produkten met een structureel overschot. Tenslotte zouden de prijzen meer dan voorheen moeten worden vastgesteld met inachtneming van de werkelijke marktsituatie. Eind oktober heeft de Commissie deze algemene richtsnoeren voor het landbouw beleid concreet toegespitst in de volgende aanbevelingen: - opstelling van produktierichtcijfers, waarboven de producenten geen aanspraak meer kunnen maken op de gebruikelijke garantie zonder bijdrage aan de afzetkosten voor het overschot; - geleidelijke opheffing van het graanprijs- verschil tussen de Gemeenschap en de belangrijkste concurrerende landen, onder welke met name de Verenigde Staten, waar de graanprijzen ongeveer 20% lager liggen; - afsluiting van overeenkomsten met landen die graansubstituten leveren, om ervoor te zorgen dat de invoer van dergelijke produkten niet verder toeneemt; - handhaving van de bestaande medeverant woordelijkheidsheffing, alsmede invoering van een bijzondere heffing voor bedrijven met een jaarlijkse produktie van meer dan 1 5.000 kg Rente op geld- en kapitaalmarkt (weekgemiddelde in procenten) promessedisconto extra opslagrente kapitaalmarktrente driemaands interbancaire depositorente extra opslagrente Rabobankorganisatie extra opslagrente algemene banken 19

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 1981 | | pagina 11