Het beroep op de Rabohypotheekbank N.V. zal verder kunnen verminderen omdat er bij de aangesloten banken meer evenwicht zal zijn tussen kredietgroei en middelenaanwas dan in de jaren 1 976 tot en met 1 979. Overige uitzettingen Bij de niet als kredietverlening aan te merken uitzettingen voltrok zich een aanzienlijke verschuiving van lang naar kort en van kredietbeperkingsplichtig naar in dat opzicht neutraal. De hoge rentestand en de toegenomen rentegevoeligheid van de middelen alsmede de aanvankelijk krappe positie van onze organisatie ten opzichte van de kredietbeperking waren aanleiding voor deze accentverschuivingen in het uitzettingenbeleid van met name Rabobank Nederland. De laatstgenoemde factor leidde er onder meer toe dat de portefeuille Schatkistpapier met niet minder dan f 1 051 (450) miljoen werd vergroot. Na een krachtige stijging in 1 979 werd, mede tegen de achtergrond van de kredietbeperking, met f 207 (41 7) miljoen slechts beperkt uitbreiding gegeven aan de Effectenportefeuille. De Uitzettingen op korte termijn daarentegen namen zeer krachtig toe met f 1 564 miljoen. Deze post, die net als de Beleggingen op lange termijn - deze namen in het verslagjaar af met f 467 miljoen - een belangrijke rol speelt in het organisatorisch liquiditeits- beleid, was in 1 979 afgenomen met f 262 miljoen. Ook de post Bankiers in binnen- en buitenland steeg aanzienlijk, namelijk metf 3 405 (1 587) miljoen. Deze krachtige stijging moet vooral worden gezien tegen de achtergrond van ons streven naar een in relatie tot ons binnenlands bedrijf evenwichtige ontwikkeling van onze internationale bancaire activiteiten. Toevertrouwde middelen Spaarmiddelen De door cliënten aan onze organisatie toevertrouwde spaarmiddelen, berekend volgens de definitie van De Nederlandsche Bank N.V., namen in het verslagjaar toe met f 4 27 5 (4 504) miljoen tot f 47 350 (43 075) miljoen. Absoluut is die toeneming al belangrijk minder dan in 1 979, doch relatief gezien is de daling in de groei van de besparingen nog duidelijker: in procenten van de beginstand stegen zij met slechts 10%, te vergelijken met 1 2% in 1 979 en 1 3% in 1 978. Deze ontwikkeling valt te meer op in het licht van de weer toegenomen inflatie. In de eerste plaats is zij veroorzaakt door de verschraling in de inkomensgroei en door de inkomensnivellering van particulieren. Nadat de besparingen van bedrijven reeds gedurende een groot aantal jaren waren uitgehold door de gestaag verkrappende winstgevendheid, zijn in het verslagjaar voor het eerst ook de particuliere inkomens duidelijk getroffen door de ongunstige economische ontwikkelingen. Die ontwikkelingen gingen bovendien gepaard met een krachtige stijging van het aantal personen dat voor wat betreft hun inkomen is aangewezen op sociale uitkeringen. Niet alleen is de ruimte voor sparen daardoor verminderd, ook is waarschijnlijk in een aantal gevallen het oude uitgaven- en leefpatroon van gezinnen nog gehandhaafd ten koste van in het verleden gevormde spaartegoeden. Aanpassing van dit patroon aan de gewijzigde omstandigheden vergt tijd. Bereidheid tot die aanpassing is wellicht te bespeuren in het feit dat de particuliere besparingen in het tweede halfjaar relatief minder achterbleven dan in het eerste halfjaar. Ten dele is dat mogelijk te verklaren door de toenemende onzekerheid omtrent de toekomstige sociaal-economische ontwikkelingen. Gezien het grote belang van besparingen voor investeringen en daarmee voor de werkgelegenheid zou een verhoogde spaarneiging zijn toe te juichen. Verdere stimulering door fiscale overheidsmaatregelen achten wij van wezenlijke betekenis. Reeds gedurende een reeks van jaren hebben wij daarvoor gepleit. De ingaande 1 980 door de overheid ter zake genomen maatregelen zijn naar ons inzicht onvoldoende en werken in veel opzichten zelfs averechts. Zo kunnen we ons niet aan de indruk onttrekken dat bijvoorbeeld de verplichting tot het vermelden van tegoeden bij banken in de aangifte voor de inkomstenbelasting de onzekerheid omtrent de fiscale behandeling van zulke tegoeden nu ook bij de kleinere spaarders heeft versterkt en daarmee hun belangstelling voor alternatieven voor sparen via banken, zoals belegging in edele metalen, munten, antiek en dergelijke. Bij de onder overige middelen te behandelen spaarbrieven aan toonder is deze ontwikkeling uiteraard het meest evident. Van niet te onderschatten invloed op de ontwikkeling van de spaarmiddelen bij banken is ook de sterke toeneming van het eigen woningbezit in de zeventigerjaren. Dat heeft als het ware geleid tot andere vormen van sparen: achteraf via aflossingen op hypothecaire leningen. In dit verband heeft overigens, evenals in 1979, de hoge rente voor bestaande leningen in het verslagjaar de aanwas van spaarmiddelen gedrukt. Tenslotte heeft ook het ongekend grote aanbod van hoogrentende (overheids-)obligaties en van pandbrieven een negatieve invloed gehad op de spaarinleg bij banken. De genoemde factoren te zamen hadden tot gevolg dat in de totale spaarcijfers geen invloed merkbaar was van de in verhouding tot de geldontwaarding ongekend hoge rente voor spaarmiddelen en met name voor de daaronder begrepen particuliere Opbouw van de activa en passiva in procenten van het balanstotaal activa liquide activa beleggingen e.d. kredietverlening reserves crediteuren spaarmiddelen leningen depositorekeningen. Al sedert september 1 978 is sprake van een onafgebroken zeer hoge rentestand voor deze deposito's, doch deze ontwikkeling bereikte in het begin van het verslagjaar een hoogtepunt. Bovendien blijkt het rentebewustzijn van het publiek toe te nemen naarmate zo'n periode van hoge rentestand langer duurt en naarmate die rentestand hoger is. In het verslagjaar leidde dat binnen de spaarmiddelen tot zeer omvangrijke verschuivingen van traditionele spaarrekeningen naar particuliere depositorekeningen. Het aandeel van de gewone direct opvraagbare tegoeden in het spaarbestand nam dan ook verder af, ondanks onze initiatieven tot het vergoeden van een verhoudingsgewijs hoge rente voor deze spaarvormen. Binnen de overige spaarvormen was de tendens tot verschuiving naar de hoogstrentende lange termijnen minder sterk dan in de verstreken jaren; ook hierbij speelt de hoge rente voor particuliere deposito's een rol. Dat in de geschetste omstandigheden de toeneming van het aantal spaarrekeningen met 225 000 (300 000) minder was dan in voorgaande jaren, is te begrijpen. Eind 1 980 telde onze organisatie 8,300 (8,075) miljoen spaarrekeningen en particuliere depositorekeningen met een gemiddeld tegoed per rekening van f 5 705,- (5 334,-). In het licht van onze beleidsdoelstellingen stemt het tot tevredenheid dat wij ons aandeel in de spaarmarkt in het verslagjaar royaal konden handhaven. Overige middelen Onder de post middelen op termijn in de kerngegevens zijn begrepen de door de plaatselijke Rabobanken uitgegeven waardepapieren aan toonder, de door de Rabohypotheekbank N.V. geplaatste pandbrieven, de door Rabobank Nederland uitgegeven obligatieleningen, de opgenomen onderhandse leningen en de deposito's van bedrijven en instellingen bij de aangesloten banken en bij Rabobank Nederland. Deze middelen namen in totaal toe met f 2 927 (4 072) miljoen tot f 18 777 (1 5 850) miljoen. Deze vermindering van de groei kwam geheel voor rekening van de waardepapieren aan toonder en de onderhandse leningen. Vermoedelijk hebben in het verslagjaar fiscale aspecten invloed gehad op het spaargedrag in het algemeen. Bij de waardepapieren aan toonder is dat zeker. De vrijwel ononderbroken geruchtvorming sedert eind 1 979 omtrent de fiscale behandeling van dit papier heeft de belangstelling ervoor vrijwel tot nul gereduceerd. Er werd nauwelijks nog nieuw papier afgenomen en aflopend papier werd minder verlengd. De voortdurende onzekerheid leidt ertoe dat (delen van) deze middelen thans worden belegd in de hiervoor reeds genoemde alternatieven, worden overgeheveld naar het buitenland of zelfs opgepot in de vorm van baar geld. In al deze gevallen worden zij aldus onttrokken aan de financieringsruimte voor binnenlandse investeringen. Een snelle en definitieve beslissing ter zake is daarom geboden. 41

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 1980 | | pagina 22