fjït? TT' W3S f 5 933 (8 754) milJ°en of 41 Verstrekte lemngen naar sectoren in procenten van totaal verstrekte leningen 1973: f 6,0 miljard 1976: 11,6 miljard 1979: 18,1 miljard 1980: f 14,5 miljard handel, nijverheid en industrie agrarische bedrijven particulieren fe!?pn,o te Weten VOOr een bedra9 van M Qnot miljoen. Tezamen met de f995 n 302) miljoen die voor dit doel werden verstrekt (49) van de in totaal verstrekte leningen bestemd voor de financiering van het eigen woningbezit Toonde 1979 reeds een sterk verzwakkende tendens in de vraag naar woningfinancieringen het verslagjaar bracht duidelijk een impasse De prijsdaling van bestaande woningen, ingezet eind 7 na exorbitante stijgingen in de jaren daarvóór heeft zich in 1 980 versterkt. Die prijsdaling leidt zelf weer tot prijsdaling. Immers, dalende prijzen zijn een van de redenen voor een afwachtende houding van adspirant-kopers, welke afwachtende houdinq verdere prijsdalingen in de hand werkt. Andere oorzaken voor de terughoudendheid van potentiele kopers zijn de geringere reële en inflatoire inkomensgroei. de onzekerheden ten aanzien van de toekomstige ontwikkeling op dit punt, het toegenomen kraakrisico bij tijdelijke leegstand verkoopbelemmerende maatregelen van de (lagere) overheid en de onzekerheid over de toekomstige abehandeling van de rentelasten. Die laatste onzekerheid is inmiddels ten dele weggenomen. Ook de hoge rentestand is een factor van betekenis geweest, met name voor de lagere en middelgrote inkomenscategorieën. Gezien de relatie tussen inkomen en financieringslasten betekent 1 verschil in de rentestand ongeveer 10% verschil in financieringscapaciteit of gemiddeld f 10 000 - a ?at 'S meer dan de Priisdaling van de gemiddelde koopwoning in het afgelopen jaar Niet alleen de markt voor bestaande woningen maakte een impasse door. Ook de nieuwbouw van koopwoningen stagneerde. Weliswaar werden in totaal in 1 980 meer nieuwe eigen woningen in aanbouw genomen en voltooid dan in 1979, doch een zeer grote verschuiving voltrok zich van 'de vrije sector en van duurdere premiewoningen naar de goedkopere gepremieerde sectoren. Bovendien werd de nieuwbouwsector geconfronteerd met een ongekende leegstand. ehalve van de hier genoemde externe factoren ondervond de verstrekking van nieuwe woningfinancieringen door onze organisatie, zeker ^dUrtnd6de eerste helft van het verslagjaar, ook de drukkende werking van enkele interne factoren, zoals onder meer de werking van de interne liquiditeitsregeling en de kredietbeperking. Ondanks een herstel in het tweede halfjaar hebben wij ons marktaandeel in de woningfinancieringen over het gehele jaar gerekend niet geheel kunnen handhaven. In de geschetste omstandigheden was dat onvermijdelijk, gegeven de prioriteitenstelling in de kredietverlening door onze organisatie. De consumptieve kredietverlening door onze organisatie is in-het verslagjaar afgenomen. De terugval manifesteerde zich bij alle consumptieve kredietvormen, doch het sterkst bij de persoonlijke leningen. Daarbij heeft de beperkingsregeling van het consumptief krediet niet of nauwelijks een rol gespeeld. Ingaande april 1 980 werd deze regeling opgeheven; zij was toen een jaar kmdln 96WeeSt °e daNn9 V8n de consumptieve kredietverlening is toe te schrijven aan terughoudendheid bij het publiek; in toenemende mate worden eerst eigen middelen uitgeput Van betekenis is ook dat juist enkele bestedingen waarvoor verhoudingsgewijs veel gebruik wordt gemaakt van consumptief krediet, zoals de aanschaf van auto's en andere duurzame consumptie goederen, in het verslagjaar sterk zijn verminderd. Aflossingen Op uitstaande leningen werd in het verslagjaar f10 657 (10 1 08) miljoen afgelost. Uitgedrukt in de beginstand is dat 21 (23)%. Deze daling van de aflossingen is in belangrijke mate toe te schrijven aan het afnemen van de omzet van woninghypotheken. Van invloed is voorts dat, passend in ons beleid, in toenemende mate uitstel van verplichte aflossingen werd verleend aan bedrijven en ook aan particulieren met liquiditeitsproblemen. Levensvatbaarheid c.q. reëel uitzicht op verbetering zijn daarbij uiteraard vereisten. Uiteindelijk steeg het in vaste leningen uitstaande bedrag met f 3 870 (7 973) miljoen tot f 55 888 (52 01 8) miljoen. Kredieten in rekening-courant Het uitstaande rekening-courantkrediet steeg in het verslagjaar met f 795 (1 475) miljoen tot f 9 900 (9 1 05) miljoen. In vergelijking met voorafgaande jaren is dat een slechts geringe toeneming. De invloed van de ongunstige inkomensontwikkeling in veel bedrijfssectoren werd geheel tenietgedaan door de effecten van andere factoren. De daling van de uitstaande consumptieve kredieten noemden wij Verstrekte leningen en aflossingen 1976-1980 in procenten van het bestand op 1 januari 1976 1977 1978 1979 1980 verstrekkingen aflossingen reeds. Voorts zijn ook hier de schuldsaneringen van betekenis geweest; in veel gevallen werden daarbij, mede vanwege de bijzonder hoge rentestand voor deze kredieten gedurende het eerste halfjaar, zogenaamde bevroren debetstanden in rekening-courant omgezet in vaste leningen. Voorts was uiteraard de daling van de investeringen van invloed, nog versterkt door de vertraging in de vervanging van machines en inventaris. Ook de behoefte aan vlottende bedrijfsmiddelen neemt daardoor minder toe. In zekere mate heeft ook de WIR-premie nog invloed gehad: de uitbetaling hiervan vindt plaats via de belastingafrekening, welke over 1 978 in veel gevallen eerst in 1 980 heeft plaatsgevonden. Wij hebben de indruk dat ook de hoge rentestand gedurende een groot deel van het verslagjaar een rol van betekenis heeft gespeeld. Het effect van getemperde investeringsanimo en van schuldsanering kwam ook tot uitdrukking in een slechts geringe stijging van de gecontracteerde kredietmaxima. Ondanks de gematigde groei van het uitstaande bedrag is daardoor de benuttingsgraad toch toegenomen. Daarin weerspiegelen zich de minder gunstige inkomensontwikkeling en krappe liquiditeitspositie van veel bedrijven. De genoemde factoren traden het sterkst aan de dag in de kredietportefeuille van de aangesloten banken. Bij de centrale bank was de groei van het uitstaande bedrag nagenoeg gelijk aan die van 1 979. Ook toen openbaarde zich daar, in verband met de sterk wisselende financieringsbehoeften van de grote agrarische coöperaties, reeds een gematigde groei. Totale financieringsactiviteit Uiteindelijk leidde de geschetste ontwikkeling tot een stijging van de totale kredietverlening aan de private sector met f 4 665 (9 448) miljoen tot f 65 788 (61 1 23) miljoen. Dat betekent een groei met slechts 8%, te vergelijken met 1 8% in 1 979 en zelfs 24% in 1 978 en 1 977. Het kredietbestand per eind 1 980 was als volgt over de onderdelen van onze organisatie verdeeld: plaatselijke Rabobanken f45 41 8 (42 739) miljoen, Rabobank Nederland f 7 055 (6 498) miljoen en Rabohypotheekbank N.V. f 1 3 31 5 (1 1 886) miljoen. In tegenstelling tot de voorafgaande jaren was de kredietvraag dus zeer gematigd. Ook al zou het dieptepunt zijn bereikt, een duidelijk herstel van de woningmarkt lijkt nog niet in het verschiet te liggen. Een opleving op korte termijn van de bedrijfsinvesteringen is helaas evenmin te verwachten. Ondanks de verdere verscherping van de kredietbeperking door De Nederlandsche Bank N.V. - de toegestane stijging is voor 1 981 verlaagd tot 6 (8)% - verwachten wij dat de Rabo- bankorganisatie als geheel de in 1981 op haar afkomende kredietvraag zeker zal kunnen honoreren. 39

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 1980 | | pagina 21