ontstond. In de vervoersector deed zich bij het
binnenlandse vervoer een verdere teruggang van het
aantal bedrijven voor; het grensoverschrijdende
vervoer kon zijn positie echter enigszins verbeteren
hoewel de rentabiliteit ook hier nog niet op een
voldoende niveau is gekomen.
Al met al valt te constateren, dat 1 980 ook voor het
midden- en kleinbedrijf in het algemeen matig en
vaak teleurstellend is verlopen. Deze ontwikkeling
werd ook weerspiegeld in de reëel beschikbare
inkomens van de zelfstandige ondernemers in het
midden- en kleinbedrijf, die na de daling met 3,5% in
1 979 tijdens het verslagjaar geen verbeterinq
vertoonden.
De weinig florissante situatie in het bedrijfsleven
heeft de overheid doen overgaan tot enige
initiatieven om de financiële positie van de
ondernemingen te verbeteren. Daarbij behoort ook
het streven naar vermindering van knelpunten bij de
financiering van vooral kleinere bedrijven.
Een der beleidsvoornemens in dit verband betreft het
stimuleren van de oprichting van particuliere
participatiemaatschappijen om aldus het
risicodragend vermogen van het bedrijfsleven, met
name het midden- en kleinbedrijf, te versterken.
Hiertoe wordt door de overheid een budgettaire
garantie van 50% verstrekt voor de afzonderlijke
deelnemingen van deze participatiemaatschappijen
terwijl voor het uitgekeerde dividend van deze
maatschappijen een additionele vrijstelling van
f 1 000 in de inkomstenbelasting wordt verleend
Tevens zal de introductie van bepaalde nieuwe
vormen van vermogensverschaffing binnen de
Kredietbeschikking Midden-en Kleinbedrijf worden
bezien.
Voltooide woningen (in 1000-tallen)
^970 1972 ^74 .p7
4 1976 978 980
totaal (koop huur)
koopwoningen
Bron: CBS
Daarnaast heeft de Nederlandsche Bank besloten
een verruiming te geven aan haar beleid inzake het
deelnemen van kredietinstellingen in risicodragend
vermogen van ondernemingen. Hierdoor worden de
banken in staat gesteld hun financiële
dienstverlening aan cliënten uit te breiden door met
name kleine en middelgrote (veelal jonge)
ondernemingen tijdelijk te voorzien van eigen
vermogen, dat onder meer benodigd is voor het
opzetten van nieuwe activiteiten.
Concreet houdt de verruiming in, dat de
Nederlandsche Bank directe of indirecte deelneming
(via een participatiemaatschappij) van een bank in
een met-financiële instelling zal toestaan, mits
sprake is van een minderheidsdeelneming, het
bedrag van de deelneming ten tijde van de aanvraag
niet groter is dan f 2,5 miljoen en de termijn van
deelneming in beginsel ten hoogste vijfjaar bedraagt.
Voorts zal het totale bedrag van dergelijke
deelnemingen per bank niet meer mogen omvatten
dan enkele procenten van het eigen vermogen van
die bank.
Andere maatregelen ter verlichting van de algemene
financienngsproblematiek bij het bedrijfsleven
behelzen de bevordering van de belangstelling van
particulieren voor aandelenbezit door vrijstelling van
f 500 aan dividendontvangsten voor de
inkomstenbelasting, de verhoging van de bijzondere
winstaftrek tot ruim 2% en de invoering van een
voorraadaftrek van eveneens ruim 2% in de
vennootschaps- en inkomstenbelasting.
Voorts dient melding te worden gemaakt van de
regeling voor stimulering van innovaties, waarbij het
accent ligt op de kleine en middelgrote
ondernemingen, alsmede van de verruiming van de
begrotingspost voor het verstrekken van nieuwe
ontwikkelingskredieten. Bovendien is een intensieve
voorlichtingscampagne gestart om vooral de kleine
en middelgrote bedrijven te wijzen op de nieuwe
stimuleringsmaatregelen. Op het Ministerie van
economische Zaken is een speciaal projectbureau
ingericht, waar ondernemers een eerste contact
kunnen leggen en vervolgens naar de juiste instantie
worden verwezen. Een groot gedeelte van het
bedrijfsleven kent namelijk onvoldoende de weg naar
de overheidsinstanties en heeft ook minder positieve
gedachten over de van overheidswege te
verwachten steun.
Het uiteindelijke doel van de diverse
overheidsmaatregelen, die met name ook voor het
midden- en kleinbedrijf van belang kunnen zijn is het
weer op gang brengen van het Nederlandse
bedrijfsleven. De overheid kan hierbij echter slechts
de helpende hand bieden door het scheppen van
gunstige voorwaarden. De werkelijke benutting van
de geboden kansen zal moeten geschieden door de
ondernemers zelf, die nieuwe technieken moeten
toepassen, nieuwe produkten vervaardigen en
nieuwe markten veroveren.
26
Lonen, bouwkosten en huren
(indexcijfers 1969 100)
lonen
bouwkosten
huren
Bron: CBS; CPB
Woningmarkt en bouwnijverheid
Woningmarkt
De koopwoningmarkt verkeerde in het verslagjaar
nog duidelijker dan in 1 979 in een mineurstemming.
Zo daalde de gemiddelde prijs van bestaande
woningen met circa 8 a 9% en werd de
nieuwbouwsector gekenmerkt door een omvangrijke
voorraad onverkochte huizen. De hoge rentestand en
de onzekerheid met betrekking tot de
inkomensontwikkeling en de fiscale aftrekbaarheid
van hypotheekrente waren factoren, die de
marktontwikkeling in negatieve zin beïnvloedden.
Om de stagnatie op de koopwoningmarkt op te
heffen zijn reeds maatregelen genomen, die
hoofdzakelijk bestaan uit het verstrekken van extra
subsidies om althans de nieuwbouw zoveel mogelijk
op gang te houden. Een fundamenteel herstel van de
woningmarkt vereist echter ingrijpende maatregelen
van andere aard. Hierbij is onder meer van belang dat:
-woningzoekenden een objectieve keuze kunnen
maken tussen kopen of huren, waarbij de
alternatieven ten opzichte van elkaar niet vertekend
worden (door objectsubsidies en dergelijke);
- prijs en kwaliteit van een woning in een juiste
verhouding tot elkaar staan;
-de bewoners een redelijk deel van hun inkomen aan
huisvesting besteden;
- door een gezamenlijke inspanning van alle bij het
bouwproces betrokkenen wordt gestreefd naar
beheersing van de kostenstijging.
Een op bovengenoemde uitgangspunten gebaseerde
benadering zou de soms aanzienlijke verschillen in
woonlasten tussen koop- en huurwoningen kunnen
beperken en aldus op wat langere termijn kunnen
bijdragen tot een heropleving van de
koopwoningmarkt. Tevens zou daarmee wellicht
kunnen worden bereikt, dat de institutionele
beleggers weer belangstelling krijgen voor de
woningmarkt, waarvan zij zich thans onder meer
vanwege het dynamische kostprijshuursysteem
grotendeels hebben teruggetrokken. Aldus zou een
belangrijk financieringskanaal voor de woningbouw
kunnen worden heropend zonder beleggingsdwang
of soortgelijke ingrijpende maatregelen, die voor een
goede functionering van het economisch proces
minder doelmatig moeten worden geacht en eerder
het karakter dragen van symptoombestrijding,
waardoor het beoogde herstel van onze economie op
langere termijn juist zou kunnen worden geschaad.
Bouwnijverheid
De burgerlijke en utiliteitsbouw onderging in 1 980
duidelijk de invloed van de stagnerende economische
groei. Huizenkopers stelden zich onder meer
vanwege de ongunstige inkomensverwachtingen en
de onzekerheid omtrent de fiscale renteaftrek
terughoudend op. Voor de woningbouw had dit tot
gevolg, dat er vooral in de vrije sector minder
projecten werden gestart. Ook de bouw van dure
premiekoopwoningen kwam in de knel.
Gezien de nog steeds heersende woningnood werd
getracht de woningproduktie op peil te houden door
het achterblijven van de duurdere koopsector waar
mogelijk op te vangen met de bouw van meer huur-
en goedkope premiekoopwoningen. Een dergelijke
verschuiving heeft echter, zelfs bij een min of meer
gelijkblijvend totaal aantal woningen, een negatieve
invloed op de totale produktiewaarde en de
werkgelegenheid. Dat desondanks de voor de
bouwkostenstijging gecorrigeerde produktiewaarde
van woningen in het verslagjaar steeg ten opzichte
van 1979, berustte vrijwel geheel op een statistische
vertekening. Door de strenge winter van 1 978/79
was namelijk een deel van de produktie naar 1 980
verschoven.
Herstel en verbouw van woningen werden nadelig
beïnvloed door een geringere bereidheid van
particulieren om tot woningverbetering over te gaan.
Afgemeten aan het beroep op de daarvoor geldende
subsidiëring, ontwikkelden de isolatie-activiteiten
zich echter zeer bevredigend. De onderhoudssector
onderging een trendmatige stijging, ofschoon de
toenemende doe-het-zelf-activiteiten hierop een
negatieve invloed uitoefenden.
De utiliteitsbouw kon een matige volumestijging
realiseren. Ook hier was echter, zij het in geringere
mate, sprake van een overloop uit 1 979.
Het vrij sombere totaalbeeld voor de burgerlijke en
utiliteitsbouw kwam in het verslagjaar reeds tot
uiting in een sterk toegenomen werkloosheid.
Voor de grond-, weg- en waterbouw is de overheid
verreweg de belangrijkste opdrachtgever. De krappe
financiële positie van de overheid en de daarmee
samenhangende bezuinigingen werkten dan ook vrij
sterk door in het opdrachtenvolume van de bedrijven
27